
Language: no broblem vangt aan met een ogenschijnlijk impromptu taalles, waarbij Haj Hussein het publiek ontspannen en knipogend toespreekt. Ze introduceert ons tot de drie alfabetten die we doorheen het stuk zien — Al-abjadiyah (Arabisch), alef-bet (Hebreeuws) en het Romeins alfabet — vooraleer ze zich tot een rechthoekig, zwart krijtbord richt. Hier schrijft ze vier Arabische woorden op die steeds vergezeld worden door een fonetische ‘vertaling’ naar het Romeins alfabet en een woordje uitleg over hun betekenis. De woorden, verklaart Haj Hussein, zullen doorheen de voorstelling terugkeren en zijn bijgevolg belangrijk om het te verstaan: Yahoud ofwel een Joodse staatsburger van Israël; Fosha ofwel geschreven Arabish; Nakba ofwel de voortdurende bezetting van Palestina door Israël; Khallas, ofwel genoeg. Al worden de woorden uiteindelijk spaarzaam gebruikt, vormen ze wel meteen de pilaren waarop het stuk gebouwd zal worden, de opsomming an sich een volwaaridge zin: Occupation no more. Haj Hussein bevestigt het krijtbord aan een katrol en hijst het hoog boven de scène, waar het gedurende de gehele voorstelling als een herinnering zal blijven hangen.
De taalles wordt opgevolgd door audiofragmenten uit interviews die Haj Hussein met familieleden, vrienden en kennissen voerde over hun relatie tot Palestijns Arabisch en Hebreeuws, de voertaal die door de Israelische bezetters aan de Palestijnen opgelegd wordt. Vertalingen van de interviews worden aanvankelijk geprojecteerd op een met doek omwikkeld houten raam dat temidden van de scène staat. Afwisselend vertellen de geïnterviewden over de waarde van het spreken van hun moedertaal. Arabisch is voor hun niet enkel een communicatiemiddel, maar maakt een integraal deel uit van hun culturele identiteit. Het staat hun toe om zich verbonden te voelen tot hun familie, hun gemeenschap en hun cultuur en om hun trots om deze verbintenissen te kunnen uiten.
“Haj Hussein benadert taal als een levend organisme dat een overvloed aan (socio-politieke) functies heeft. Zo is het zowel een vorm van cultureel erfgoed, als een middel tot onderdrukking, een manier om verbinding te maken en een manier om de Ander uit te sluiten.”
Opvallend hierbij is dat, ondanks dat de projecties een verklarende functie zouden moeten hebben, sommige woorden niet vertaald zijn. In plaats daarvan wordt het oorspronkelijke schrift, vaak Hebreeuws, behouden. Al zou dit geïnterpreteerd kunnen worden als een onoplettendheid, openen deze doelbewuste niet-vertalingen een nieuwe denkpiste. Door de oorspronkelijke taal en alfabet van de woorden te bouden lijkt Haj Hussein beroep te doen op wat Martinikaanse dichter Édouard Glissant le droit à l’opacité, of het recht op ondoorzichtigheid, noemde. Opacité wijst, aldus Glissant, op de onvertaalbaarheid die kan optreden tussen verschillende talen en culturen. Sommige woorden, gebruiken en concepten kennen gewoonweg geen equivalent in een andere taal. Het vertalen naar een ontoereikend woord in een westerse taal doet de oorspronkelijke term aan betekenis inboeten. Glissant pleit daarom voor de rechtstreekse overname van sommige termen en om de onleesbaarheid die daarop volgt te omarmen. Dit lijkt in Language: no broblem ook toegepast te worden. Door de Hebreeuwse woorden die het Palestijns Arabisch doorheen de decennia aan bezetting binnen zijn geslopen niet te vertalen, wordt hun aanwezigheid en status als ‘binnendringer’ duidelijk gemaakt. Haj Hussein gebruikt de kracht van de opacité om de woorden een andere status toe te kennen, die van het leenwoord, de indringer, de bezetter.
Terwijl de geïnterviewden hun verhalen vertellen is Haj Hussein naarstig aan het werk. Ze draagt zwarte dozen van de ene kant van de scène naar de andere en brengt zelfs een grote houten balk vanachter het houten raam vandaan. Deze balk klapt ze open en voorziet ze van een kussentje. Op een nabijgelegen doos plaatst ze een kleine olijfboom. Zo transformeert ze de linkse hoek van de scène van het ene op het andere moment in een geïmproviseerde woonkamer. Amberkleurige spotlichten doen de geprojecteerde vertalingen verdwijnen en richten zich tot Haj Hussein, die in de ‘woonkamer’ plaats heeft genomen. Hier begint ze een relaas dat doorheen het gehele stuk gewoven zal worden: een reeks ontmoetingen tussen Haj Hussein en verschillende treinpassagiers op weg van Gent Sint-Pieters naar Zone Antwerpen. Haar anekdote fungeert als een aanvulling op de interviewfragmenten, die haar toestaat om niet enkel te reflecteren over de rol van taal in de gekoloniseerde gebieden, maar ook over hoe taal het leven van anderstalige migranten vorm geeft.
Taal wordt in Language: no broblem gecompliceerd. Het wordt getoond als een veelzijdig instrument dat het leven zowel verrijkt als bemoeilijkt. Haj Hussein benadert taal als een levend organisme dat een overvloed aan (socio-politieke) functies heeft. Zo is het zowel een vorm van cultureel erfgoed, als een middel tot onderdrukking, een manier om verbinding te maken en een manier om de Ander uit te sluiten. In de Palestijnse context is dit laatste bijzonder merkbaar. Zoals de geinterviewden vertellen, was het invoeren van Hebreeuws als voertaal een poging van de Israelische staat om grip te krijgen op Palestina. Het zorgt er onder andere voor dat Palestijnen slechts een beperkte toegang hebben tot de belangrijkste publieke instituten, zoals scholen, maar ook ‘privé’ diensten, zoals artsen en psychologen.
Het gebruiken van taal als criteria tot uitsluiting is echter ook in het westen merkbaar. Zo uit Haj Hussein tussen lach en gil door haar frustraties over het concept van ‘goed geïntegreerd’ te zijn. In kleermakerszit begeleidt ze zichzelf door een reeks ademhalingsoefeningen waarbij ze steeds de woorden “I am well integrated,” prevelt. Het spreken van een andere, ‘exotische’ taal stuit echter niet altijd op afwijzing. Zo vertelt Haj Hussein dat de man die voor haar zit in de trein plots interesse in haar toont nadat hij hoort dat ze aan de telefoon Arabisch spreekt. Met veel trots laat hij weten dat hij vrijwillig de taal aan het leren is. In de mond van deze man is Arabisch niet het cultureel verzetsmiddel dat het in Palestina is of de blijk van slechte integratie die het voor een immigrant kan zijn, maar een statussymbool, een manier om zichzelf te profileren als een betrokken burger die de ‘Ander’ niet schuwt. Ondanks dat Language: no broblem zich leent voor een veelvoud aan interpretaties, is het belangrijk om de sterke beweeglijkheid die het stuk doordringt te benadrukken. Language: no broblem wordt gedefinieerd door een constant gevoel van dynamiek. Als het niet Haj Hussein is die over de scene wandelt, dan zijn het de vele props die verplaatst, geopend of gesloten worden. Zelfs de geprojecteerde vertalingen zijn niet statisch: in plaats daarvan verschijnen ze steeds op een andere plek. Soms in het deksel van een doos, andere keren op Haj Husseins lichaam of op het houten raam temidden het decor. Zelfs het verhaal van de treinrit geeft een gevoel van constante beweging weer, terwijl Haj Hussein de welbekende haltes tussen Gent en Antwerpen opsomt.
Dit gevoel van bewegelijkheid culmineert in wat als het voorlaatste deel van het stuk kan geïnterpreteerd te worden. Nadat Haj Hussein ontdekt dat het blonde, Vlaams uitziend meisje dat voor haar zit Hebreeuws spreekt, trekt ze zich in zichzelf terug. Ze probeert te kalmeren, zichzelf zo ver te krijgen om ‘normaal’ te reageren dat de passagier Hebreeuws de taal van ‘thuis’ noemt. In plaats daarvan lijkt Haj Hussein in een soort meditatief limbo terecht te komen, omzoomd met de geluiden van thuis. Uit een doos haalt ze olie, een pan en een doos eieren die ze in het donker ‘kookt’. De omgevingsgeluiden en het sissen van de pan groeien samen uit to een mechanische symfonie, waar Haj Hussein op begint te dansen. Ze klimt op, door en over het houten raam. Ze rolt over de vloer, trekt zich recht en laat zichzelf weer vallen, steeds gedragen door de meezwepende klanken die de ruimte nu overspoelen. Het is een krachtige ontplooiing van emotie waarvoor woorden tekortschieten.
Language: no broblem eindigt met een passage over zankha. Dit is een geur die best beschreven kan worden als de viezige stank die gekookte eieren op borden en pannen achter kunnen laten. Terwijl Haj Hussein het publiek vraagt om het ei dat ze eerder op scene bereide door te geven en er aan te ruiken, spreken twee geïnterviewde vrouwen over zankha. Ze bemerken dat mensen die het Arabisch niet machtig zijn soms niet eens in staat zijn de geur op te merken aangezien ze de woordenschat niet beheersen om er over te spreken. Met dit einde benadrukt Haj Hussein rol van een moedertaal niet enkel als een communicatievorm, maar ook als een ouder. Als een scheppende kracht die niet enkel de middelen geeft om de wereld te begrijpen, maar ook mede die wereld vorm geeft. Taal bepaalt de kleuren die we zien, de texturen en gevoelens die we kunnen herkennen en, zoals met zankha aangetoond wordt, de geuren die we kunnen waarnemen.
Language: no broblem is een stuk waarbij alle simpliciteit bedrieglijk is. Er is niks eenvoudig aan de ‘treinmonoloog’ die Haj Hussein brengt, of aan de interacties en gemengde gevoelens die ze er in beschrijft. Al doet Haj Hussein het verplaatsen van de dozen en vele andere props natuurlijk over komen, is er geen sprake van willekeur, maar van een extreem goed gechoreografeerde dans waarbij de minste fout er voor zou kunnen zorgen dat ondertiteling niet langer zichtbaar zou zijn of dat Haj Hussein tijdens haar dans met het kader omver zou vallen.
Ondanks dat het opent met een taalles voelt Language: no broblem allesbehalve belerend. Integendeel: het gehele stuk voelt informeel, als een gesprek dat ter plekke vorm krijgt. Haj Hussein benadert haar publiek als een gelijke en onderschat hierbij nooit wat wij als niet-ingewijde kijkers in staat zijn om te verstaan. We verstaan dat er voor ons een onmetelijk charismatische en openhartige speler staat die barst van het talent. We verstaan dat de interviews die ze zorgvuldig verzameld en aaneengeschakeld heeft, een stem geven aan mensen die het leven en de taal ontnomen worden om hun verhalen te vertellen. We verstaan dat, ondanks dat een opzwepende oproep uitblijft, we gevraagd worden om onze eigen taal zorgvuldig uit te kiezen en in te zetten voor de geinterviewden, voor Haj Hussein en voor onze collectieve menselijkheid. Dat is ten slotte wat er op het spel staat.