
Malinconico presenteert zichzelf als een lied. De titel, een muziekterm, geeft aan hoe dat lied uitgevoerd moet worden: ‘men zal zo moeten spelen dat een bepaalde melancholie in het spel doorklinkt’, aldus Wikipedia. De toon is gezet.
Tussentinten
Malinconico presenteert zichzelf als een voorstel, eerder dan als een voorstelling. Dat voorstel lezen we in de tekst in het programmaboekje: ‘een voorstel voor het collectief verzorgen en dragen van de vele manieren waarop melancholie zich kenbaar maakt.’ Dit ontvouwt zich in de vorm van een feeërieke, glooiende scenografie die gedomineerd wordt door dubbelzinnige, gelaagde materialen: kil, maar aaibaar, donker en troostend. Links is vanaf het plafond een groot doek van grijze nepbont gedrapeerd, die haast naar beneden lijkt te stromen en zowat de hele scène bedekt alsof het een warm sneeuwlandschap is. De wijde bruine, pluizige truien waarin de vertolkers gehuld zijn, hebben eenzelfde aaibare kwaliteit. Hier en daar flikkert het felblauwe lycra van hun leggings. Hun kostuums doen denken aan de kleren die ik binnenshuis draag op een baaldag, als een soort cocon. Ik vraag me af of deze setting louter voor het comfort van de vertolkers is, of ook om het publiek zich thuis te laten voelen in deze ruimte.
Ik zoek mijn plaats in de publiekstribune terwijl er rustige, elektronische muziek weerklinkt – muzikante Laryssa Kim mixt er live geluiden tussen (geneurie, gefluit) vanachter een dj-tafel die deel uitmaakt van het pelslandschap. Terwijl ik wacht tot ‘het’ begint, neem ik in mij op wat er op de scène gebeurt. De vertolkers (Dounia Mahammed, Zindzi Tillot Owusu, Milan Vandierendonck en Mira Bryssinck) liggen, zitten, staan, leunen tegen elkaar, zoeken fysiek contact, praten, zwaaien en glimlachen wanneer een bekende de zaal binnenkomt – het is trouwens een sterke keuze om Vlaamse Gebarentolk Kristien Desmettre deel uit te laten maken van de groep, in plaats van haar ergens aan de zijlijn te plaatsen. Het zijn zes heel verschillende lichamen die zich op de scène bevinden. Soms lijken ze haast op te gaan in het decor: alsof de ruimte hen vormt en zij tegelijkertijd de ruimte vormgeven.
Largo
Het lijkt alsof dit langzaam binnendruppelen in de zaal uren zou kunnen doorgaan. Deze traagheid zet zich tijdens de rest van de voorstelling door: Malinconico is een intiem lied dat tijd vraagt, largo is het tempo. Uiteindelijk verandert de toon van de muziek, wordt het stil, en wordt het zaallicht gedempt. Geluid en licht zullen de zachte overgangen in Malinconico ritmeren – als subtiele aanwijzingen voor het publiek. Tussendoor zullen de vertolkers ons zorgzaam bij de hand nemen, zoals ze ook nu, bij aanvang doen.
‘Lieve melancholische zielen’, zo worden we aangesproken. Het publiek krijgt te horen dat Malinconico zich in het nu afspeelt, en dat de spelers als mensen, niet als performers op de scène willen staan – vandaar dat ik er in deze tekst voor kies om hen als vertolkers van een lied te benoemen. Ze beschouwen het podium als een creatieve ruimte waarvan verdriet deel uitmaakt. Daarom brengen ze vanavond niet de tekst die ze oorspronkelijk hadden geschreven – die kan je in de chill-out ruimte op de gang lezen -, maar hun collectieve rouw. Volgende dienstmededeling: deze voorstelling is als een relaxed performance opgevat. ‘Dat houdt in dat we de voorstelling zo toegankelijk mogelijk maken. Voel je vrij om weg te gaan en terug te komen. Voel je vrij geluid te maken, met ons te zingen, te bewegen, te voelen wat je voelt.’ Verder zijn er enkele content warnings: er zal zeer persoonlijk en gevoelig worden gesproken over onder andere melancholie, depressie, discriminatie, ableism, racisme, seksisme en genocide.
Glinsterende ogen
now we let melancholy rise within us
now we invite sadness to be the root of our spine
Malinconico is een collectief lied. Het refrein, dat verschillende keren herhaald zal worden, bestaat uit vloeibare woorden, als tranen.
ze’ll be many drops
falling from the sky falling we’ll be
De vijf vertolkers staan in een halve cirkel en scanderen samen de woorden: steeds hoger, steeds luider, tot ze ons overspoelen.
freezing into ice
till we melt
till we drip
on soft delicate skin
Hun woorden doen denken aan een citaat uit Maggie Nelsons Bluets, haar lofzang op de kleur blauw: ‘I am writing all this down in blue ink, so as to remember that all words, not just some, are written in water.’ Daarmee verwijst Nelson naar de vluchtigheid en vloeibaarheid van woorden (en naar de grafinscriptie van de melancholische dichter Keats). Het refrein van Malinconico lijkt geschreven in diezelfde inkt.
Blauw is ook de legging en de transparante trui die de vertolkers onder hun bruine hoodies dragen. Af en toe tonen ze die kleur, pellen ze hun cocon af om hun melancholie bloot te geven. Daaruit bestaan de strofes van het lied.
NOW
we let tears fall on the ground and the space we are in becomes sacred
Het einde van het refrein maakt steeds plaats voor persoonlijke getuigenissen. Eén voor één zullen de vertolkers woorden proberen te geven aan hun melancholie. Die woorden bestaan in de ruimte die ze daarvoor gecreëerd hebben, in het moment. Ze zijn allemaal anders, zowel qua vorm als qua ritme als qua inhoud, net zoals de vijf lichamen die ze uitspreken verschillen. Wat ze gemeenschappelijk hebben, zijn de tranen die ze teweeg brengen: rode ogen, zout op huid. Het lijken authentieke tranen die ontstaan tijdens de intieme inkijk in hun melancholie die de vertolkers geven. De trigger warnings spraken voor zich: onder andere depressie, ableism, racisme en de daaraan gekoppelde racial melancholia (een psychoanalytische term voor het verdriet dat wordt veroorzaakt door verdrukte, raciale geschiedenissen en traumatische verlies binnen een dominant witte, racistische maatschappij) worden op een erg kwetsbare, erg moedige manier verwoord.
Elke getuigenis heeft zijn eigen ritme, vindt een unieke vorm. Elk lichaam zoekt daarvoor een plek in de ruimte. Elk gezicht glinstert van de tranen, die authentiek lijken. Tegelijkertijd worden die tranen gesublimeerd: na de eerste getuigenis smeert Dounia Mahammed haast strelend, koesterend een glitterend poeder onder de ogen van elke vertolker. Een verwijzing naar de menthol die acteurs soms onder hun ogen smeren om tranen op te wekken. Het persoonlijke verdriet krijgt zo voor iedereen dezelfde glans, wordt gedeeld door de groep en collectief zichtbaar gemaakt voor het publiek.
“Misschien kan Malinconico wel opgevat worden als een utopische plek waarin radicale zachtheid wordt geoefend en beoefend.”
Mijn eigen ervaring varieert van een eerder afstandelijke observatie tot ontroering terwijl ik de melancholie van de vertolkers waarneem, tot me laat doordringen en soms ook emotioneel voel binnenkomen. Dat is niet alleen het geval bij het soort melancholie dat ik persoonlijk herken. Zo doet de hartverscheurende herhaling van de crack, waarmee iemand beschrijft hoe ze langzaam breekt, ook mijn ogen glanzen.
Radicale zachtheid met scherpe randen
Doorheen Malinconico fungeert het pelslandschap als schuilplaats voor de vertolkers: ze gaan liggen onder een denken van vacht, ze hullen zich erin, ze verstoppen zich erachter, en versmelten ermee. Dat levert prachtige beelden op, zoals wanneer hun opgekrulde lichamen als donzige keien in het decor opgaan. Daarnaast maken de vertolkers ook komaf met de afstand tussen hun onderlinge lichaam. Voortdurend leggen ze een hand op een schouder, slaan ze de armen om elkaar heen, strelen of knuffelen ze elkaar. Dat getuigt van vertrouwen, troost en zorg, maar het versterkt de individuele vertolkers, wat culmineert in een scène waarin een groepsknuffel hen transformeert tot één organisme dat groter is dan elk van hun lichamen, een ademende, levende heuvel – de trage, diepe beats van Kim als hartslag. De gedeelde ruimte maakt hun kwetsbaarheid mogelijk, en tegelijkertijd vormen zij één gedeelde ruimte.
Deze plek resoneert met het pleidooi van Sixtine Bérard in rekto:verso voor een ‘radicale zachtheid’. In haar essay somt ze een aantal uitgangspunten op voor dat concept zoals zorgzaamheid, intolerantie ten opzichte van intolerantie, een plek waarin gebotst kan worden zonder te breken, collectiviteit en belichaamde kennis. Misschien kan Malinconico wel opgevat worden als een utopische plek waarin radicale zachtheid wordt geoefend en beoefend. Die zachtheid is niet per se soft – daarvan getuigen de cracks, het steeds luider klinkende refrein, de soms brekende stemmen van de vertolkers. Maar wat ik op het podium zie gebeuren, voelt wel als een radicaal experiment.
Een steile barrière
De zorg waarmee de vertolkers elkaar omringen, wordt ook doorgetrokken naar hun omgang met het publiek. Naast de trigger warnings zijn er bijvoorbeeld een pauze om te bekomen, een chill-out room met kussens in de gang, en kan je artistiek medewerkers in een fluohesje aanspreken als je dat zo willen. Ook na de voorstelling, ben je welkom op het podium.
En toch… Hoe zorgzaam de vertolkers het publiek ook toespreken begeleiden, hoezeer ze de ‘heilige’ status benadrukken van de ruimte, hoezeer ze ook spreken over een ‘we’, ik vraag me af: behoor ik daar ook toe? Door het experimentele format overstijgt Malinconico typisch getuigenistheater. Maar hoe kan ik me verhouden tot de ruimte waarin ik me bevind? Ben ik deelgenoot of toeschouwer?
Het antwoord ligt in het midden. Op de momenten waarop mijn melancholie overlapt met een van de vertolkers, of wanneer ik tot tranen toe geraakt ben door hun woorden, voel ik me deelgenoot. Maar wanneer ik een beetje rondloop tijdens de pauze, of wanneer ik tijdens het Free Palestine-protest op het einde van de voorstelling niet zeker weet wanneer ik mijn protest mee kan en durf uitschreeuwen, voel ik vooral dit: de afstand die een publiekstribune creëert. Deze traditionele opdeling tussen podium en massieve tribune creëert een enorme afstand tot de utopische, radicaal zachte ruimte die Malinconico voorstelt. Het maakt de ruimte veilig voor de vertolkers van melancholie, maar het maakt ze moeilijk toegankelijk voor een publiek en reduceert mij al te vaak tot louter toeschouwer.
Malinconico is in maart nog te zien in België en Nederland. De speeldata vind je hier.