
In diezelfde regio – in het dorpje Benedetto del Trento – werd Edoardo Ripani dertig jaar geleden geboren. De theatermaker, die ondertussen in Brussel woont, neemt ons in zijn La montagna è finita terug mee naar zijn geboortestreek, de Marche. Het stuk kondigt zich aan als een ‘tocht langs plaatsen die verhalen vertellen over de bewoners’. Deze zin kan echter nog iets specifieker: het wordt een tocht langs echte plaatsen die, aan de hand van echte beelden, echte verhalen vertellen over de echte bewoners, door de echte bewoners. Ripani’s medium is immers het docutheater. Hij projecteert dia’s met familiekiekjes wanneer hij over zijn kindertijd vertelt, laat een stilleven van de bergen op de achterwand verschijnen, of toont filmfragmenten van zijn laatste bezoek aan de bergen.
“Met La montagna è finita tracht Ripani zijn geboortestreek uit de vergetelheid te halen.”
Daarnaast brengt hij ook enkele ‘echte personages’ mee op het podium: Diego Quattrociocchi, Monia Fontana en Ermelindo Bruni. Geen van deze drie is professioneel geschoold. In La montagna è finita spelen ze dan ook vooral zichzelf. Dit drietal is, net als Ripani, uit de Marche afkomstig. Zowel Diego als Monia hebben hun bergen nooit willen verlaten. Ermelindo daarentegen migreerde in het midden van de vorige eeuw naar ons land om in de mijnen te gaan werken. Drie aardbevingen later is het ooit idyllische leven in de Apennijnen in de verste verte echter niet meer te vergelijken met wat het ooit was – in de kindertijd(en) van Ripani, Monia, Diego en Ermelindo Vandaag is de regio verworden tot één van de vergeten plekken van Europa. Met La montagna è finita tracht Ripani zijn geboortestreek – en dus ook die van Diego, Monia en Ermelindo – uit de vergetelheid te halen.
Nabijheid en afstand
Het verhaal van de bergen loopt parallel met een ander verhaal. Toen in 2016 en 2017 de aarde in zijn geboortedorp drie keer beefde, werd ook Ripani’s eigen leven grondig door elkaar geschud. Zijn vader werd door longkanker getroffen en overleed. In amper enkele maanden tijd raakte Ripani zijn geliefde bergen én zijn vader kwijt.
De vier personages op het podium zijn verenigd door het gedeelde decor van hun verleden, al ligt de nadruk vooral op het gedeelde verlies. Allen zijn hun wortels kwijt en kijken machteloos toe. Ripani is er echter van overtuigd dat dit gevoel van machteloosheid zich veel verder uitstrekt dan de Italiaanse grenzen. In de voorbije jaren stemde bevolking van de Apennijnen, uit onvrede met de falende politiek die er niet in slaagt om de regio herop te bouwen, steeds rechtser. Diezelfde politieke tendens detecteert Ripani in heel Europa. In de brochure kondigt de theatermaker dan ook aan dat hij zich ‘vanuit een persoonlijke en lokale focus wil richten tot alle Europeanen, met een universeel verhaal van menselijke en sociale verschraling, tegenover de economische en bureaucratische winning machine.’
Omdat Ripani vooral de universaliteit van de machteloosheid vooropstelt, belooft La montagna è finita veel meer te zijn dan een stuk over rouwen en missen. Centraal staat de kracht van verbinding en wederzijds begrip, tussen de Italiaanse bergbevolking en alle andere Europeanen, maar vooral: tussen zichzelf, u en ik. Deze verbondenheid streeft Ripani niet alleen dramaturgisch na. Hij suggereert die ook scenografisch. Ook hiervoor vertrekt hij vanuit een persoonlijke anekdote over zijn vader. De man had in San Benedetto del Tronto een eigen bedrijfje opgestart, gespecialiseerd in telefoonsystemen. Hij ging van her naar der om die te installeren – onder meer naar Hotel Amatrice. Alle telefoonlijnen werden er, in een soort vuurwerkstructruur, per verdiep gebundeld en van daaruit door één draad verbonden met de receptie van het hotel. Dat zien we ook op scène: een soort ‘controller’ rechts vooraan stelt het onthaal voor, die per kabel verbonden wordt met een tweede ‘verzamelbak’. Eén voor één worden enkele dikke plastic draden naar deze centrale verzamelbak getrokken. Deze draden zijn op hun beurt rond tien grote spoelen gesponnen waarop gedurende de hele voorstelling tien mensen uit het publiek zitten. De verbinding tussen kijker, maker en spelers wordt dus al vrij snel op een fysieke manier verbeeld, alvorens inhoudelijk te worden uitgespit.
De zoektocht naar wederzijds begrip wil Ripani vooral tot stand te brengen door met ‘échte mensen’ te werken in plaats van met professionele acteurs. De verhalen van Diego, Monia en Ermelindo zijn gegrond in een oprechtheid die – volgens de maker – direct door de toeschouwer wordt gevoeld. Het drietal praat dan ook in het Italiaans. Onze eigen verhalen brengen we immers het beste over in de eigen tong. Hoewel deze keuze op papier logisch en terecht is, voelen sommige vertellingen nogal mechanisch – en daardoor paradoxaal eerder afstandelijk. Als personages ondertiteld worden, dan vervalt veel van hun illusoire spontaniteit.
Toch lijkt één van de figuren op het podium wel goed aan het juk van de taalbarrière te ontsnappen. Terwijl Diego, Monia en Ripani allemaal in de eerste persoon enkelvoud worden ondertiteld, wordt bij Ermelindo geprojecteerd dat hij een verhaal vertelt over zijn kindertijd in oorlogstijd, of dat hij vertelt over zijn migratietocht naar België. Ermelindo Bruni’s woorden worden dus niet letterlijk geparafraseerd op het scherm en je weet als toeschouwer niet letterlijk wat hij zegt. Toch voelt dat allesbehalve problematisch aan. Want wat en dat hij vertelt, wordt in de derde persoon benoemd, waardoor hij zijn herinneringen, mijmeringen en opmerkingen veel minder ‘afgerammeld’ en oprechter overbrengt. Dit (toch onconventionele) format lijkt in dit docutheater veel beter te werken dan de eerste persoonsvertalingen die, in hun poging om nabijheid en verbinding teweeg te brengen, eerder een afstand scheppen.
Absurde bureaucreatie
Die tegenstrijdigheid keert ook doorheen de hele voorstelling terug. Dat Ripani zich, vertrekkend vanuit vier persoonlijke levens, naar eigen zeggen wil richten tot alle Europeanen botst met de eenzaamheid en unieke context van de Apennijnse bergbevolking, die meermaals doorheen La montagna è finita wordt benadrukt. De rode draad van de voorstelling slingert bijgevolg heen en weer tussen de zoektocht naar een gelijke, vaste bodem én een uitgesproken wij-zij-verhaal. Dit oscilleren tussen nabijheid en afstandelijkheid – ‘je zal hen nooit begrijpen, ze praten een andere taal’ – zou een uiterst interessant thema zijn, al voelt het daarvoor te weinig uitgepuurd aan.
Zo is er één zeer complexe scène – tevens de apotheose van het stuk – die deze tegenstrijdigheid aanraakt en eigenlijk ook alle verhaallijnen van La montagna è finita moet samenbrengen. Maar dat lukt niet helemaal. De scène begint op het moment waarop Ripani steeds hopelozer wordt, omdat een mooie toekomst voor de bergen en haar bewoners steeds verder wegslibt. Hij vlucht – toepasselijk – in het medium van het theater, met de ietwat willekeurige aankondiging ‘dat ze misschien gewoon eens iets helemaal anders moeten doen’. Dus legt hij aan Monia, Diego en Ermelindo de tekst Mountain Language van Harold Pinter voor. Elk van hen krijgt een gepaste rol, waarop ze de begindialoog van het stuk beginnen na te spelen.
Mountain Language is een absurdistisch toneelstuk uit 1988 dat de onzinnigheid van het gevangeniswezen aan de kaak wil stellen. Kort samengevat gaat de tekst over een groep gevangenen die geen echte misdaad begingen, behalve het feit dat ze hun moedertaal spraken. Het gevangenissysteem is met andere woorden een systeem dat geen enkele logica kent, dat niet berecht op grond van moraliteit maar op grond van afkomst.
Ripani neemt de rol op van één van de bewakers, die een gesprek met ‘the mountain people’ tracht aan te gaan, maar door een fundamenteel onbegrip steeds gefrustreerder wordt. Zijn kwaadheid – in de hoedanigheid van bewaker – stijgt en stijgt, tot hij – en hier is de grens tussen Ripani als bewaker en Ripani als theatermaker niet helemaal duidelijk – volledig uitbarst. Een pot spaghetti – het symbool van Italië bij uitstek – gaat eraan. Edoardo slikt het niet meer: hij is uitzinnig, kwaad, roept en spuwt, gooit de pot pasta alle kanten uit. Ondertussen hijsen Diego en Monia achteraan op scène witte doeken met schreeuwerige slogans in bloedrode letters op. ‘LA BURROCRAZIA UCIDE PIU DEL TERREMOTO’ – ‘de bureaucratie doodt meer dan aardbevingen’ – staat er te lezen. De sfeer op het podium is grimmig, de achtergrondmuziek donker, alle opgekropte gevoelens volledig ontketend.
Pinters tekst sluit intuïtief duidelijk aan bij de thema’s van La montagna è finita. Het absurde gevangenissysteem verbeeldt zowel de absurd langzame bureaucratie in Italië – waardoor de situatie in de Apennijnen onveranderd blijft – maar het slaat ook op de willekeur waarmee de natuur de huizen, steden en levens van exact deze mensen verwoestte. Toch blijft een échte, uitgepuurde aansluiting met de verhaallijnen van het stuk – die vertrekken van de dode vader en de verbroken wortels, en via de persoonlijke verhalen over verlies, rouw en machteloosheid evolueren naar het thema van extreem-rechts en de bureaucratie – uit. Misschien komt dit omdat de scène maar wat willekeurig wordt aangekondigd, en ook vrijblijvend wordt afgerond: de spanning stopt bruusk als Ermelindo de scène opkomt en Ripani tot bedaren brengt, waarop die laatste zich meermaals excuseert.
Ook in de rest van de voorstelling gebeuren de overgangen tussen verschillende passages nogal kunstmatig en bruusk. Daardoor heeft La montagna è finita een staccato verloop. De voorstelling voelt niet uitgepuurd en bijgevolg eerder onaf. Mogelijks komt dit doordat Ripani voor La montagna è finita voortbouwde op Pretare, een theatervoorstelling die hij eerder maakte. De maker haalde toen al het thema van de aardbeving aan, keerde toen al terug naar de regio, documenteerde dat toen al met dezelfde middelen, bracht toen al een plaatselijke getuige mee op het podium, en ook toen ontstond er op het podium al een klein slagveld met eten. Ook Pinters Mountain Language heeft hij voor Pretare al gelezen en gebruikt. Aan La montagna è finita voegde hij enkele verhaallijnen toe – zoals de dood van zijn vader. Maar helaas leidt dat niet tot een nieuwe eenheid.
Ook al is La montagna è finita niet altijd even puur, het theater van Ripani en zijn mede-‘acteurs’ is bij momenten wel zeer teder. Ze halen hun ‘vergeten’ geboortestreek uit de vergetelheid, althans op het podium. Het is echter nog maar de vraag wat dat met de (Italiaanse) bureaucratie doet. Hoe lang zullen de bewoners van de Apennijnen nog blijven roepen zonder antwoord?
In januari 2024 speelt de voorstelling nog in Kortrijk en Gent. Klik hier voor de speellijst.