#168
15.05.2022
—
14.09.2022
download pdf
Kijk je graag theater en/of dans? En kan je je daarna nooit inhouden om er ook iets van te vinden? De masterclass ‘Write On!’ helpt beginnende pennen om nog scherper te kijken en dieper te oordelen. Van september tot december 2018 bieden Etcetera, Kif Kif en rekto:verso tien deelnemers een divers parcours aan, van het TheaterFestival tot WIPCOOP. Verruim je horizon en meld je aan!
Sarah Vanhee maakte de jongste jaren naam met performances en artistieke interventies die zowel binnen als buiten de theaterzaal een ruimte voor radicale verbeelding openden. In Oblivion (2015) pakte ze op het podium alle ‘afval’ uit dat ze een jaar lang produceerde, in een trage horizontale meditatie over waarde en overtolligheid, objecten en wie wij zijn. In het nog altijd internationaal toerende Lecture For Every One (2013-…) breekt ze als een ongenode gast binnen in de meest diverse meetings (gemeenteraad, bedrijfsvergadering, koorrepetitie, voetbaltraining…) om er onaangekondigd een korte speech te houden over de samenleving als een co-creatie van iedereen, individu en collectief, alternatieve ficties. De kunstpraktijk raakt voor Vanhee duidelijk aan haar engagement als burger. Maar hoe blijft haar werk leefbaar in een kunstwereld die op het onleefbare af internationaliseert? ‘Vergeet de promotaal. Het gaat erom wie je het woord geeft en welke taal je zelf spreekt.’
Donderdagavond 8 maart zag de Keniaanse theatermaker Ogutu Muraya Het leven en de werken van Leopold II in de KVS Bol, een heropvoering van een voorstelling die vijftien jaar geleden in première ging. Diep gechoqueerd omwille van het racisme dat hij ervoer, pakte hij een dag later zijn spullen. De voorstelling die hij dat weekend bij KVS zou spelen werd op zijn vraag afgelast. Niet alleen Muraya was gekwetst, ook heel wat andere (zwarte en witte) stemmen lieten bij KVS weten dat ze met dit soort voorstellingen niet gediend zijn.
Deze tekst staat stil bij de keren dat het verhaal van een individu gebruikt wordt om een punt te maken over een groter geheel of collectief. Om in stijl te blijven wordt het punt over grotere gehelen gemaakt aan de hand van het verhaal van twee individuen. Ze hebben hier geen toestemming voor gegeven. Sorry daarvoor.
Podiumkunst en kunstkritiek brengen elkaar voort: welke artistieke vormen steun en zichtbaarheid krijgen, hangt sterk samen met hoe er waarde aan wordt toegekend (of niet), en door wie dat gebeurt. Sinds ik in België woon, heb ik gemerkt hoezeer critici worstelen met het werk van theatermakers met een migratieachtergrond, specifieker artiesten van kleur.
De Vlaamse podiumkunstenorganisaties zien diversiteit en inclusie als toverwoorden die mooi klinken in beleidsverklaringen, maar van daadkracht is droevig weinig sprake. Ja, er zijn heel wat diversiteitsmedewerkers met een migratieachtergrond, maar zij worden herleid tot excuusallochtoon zonder werkelijke zeggingskracht. Toch werken jonge kunstenaars hard aan nieuwe, stedelijke netwerken. Het is aan de instellingen om de boot richting pluralistische toekomst niet te missen.
Seksisme speelt zich niet alleen af achter de schermen, maar ook op het podium. Etcetera vroeg aan enkele gastschrijvers om in hun persoonlijke kijkgeschiedenis te graven, op zoek naar een scène die zij aanstootgevend vinden of die een stereotiepe visie op seksualiteit verraadt die op geen enkele manier gecounterd wordt in de voorstelling. Hoe zit het met het esthetische seksisme? Deze week publiceren we naar aanleiding van vrouwendag (8 maart) elke dag een bijdrage aan deze rubriek, samengesteld door de kleine redactie — met Wouter Hillaert, Barbara Van Lindt, Edith Cassiers, Gorges Ocloo, Ilse Ghekiere en de kleine redactie. Hieronder lees je alvast de introductie door de kleine redactie (Charlotte De Somviele, Elke Huybrechts, Michiel Vandevelde, Kristof van Baarle, Sébastien Hendrickx, Ciska Hoet en Natalie Gielen)
In zijn recentste voorstelling Belgian Rules / Belgium Rules citeert Jan Fabre uitvoerig uit de Belgische beeldcultuur. Zo is het beeld bij dit artikel geïnspireerd door René Magritte. Een man in een zwart pak en met een zwarte paraplu staat naast een naakte vrouw van wie het bovenlichaam luchtblauw geschilderd is — net als bij Magritte. Het verschil is dat de vrouw op scène urineert. Ze wordt een wezen van vlees en bloed. Of beter, van vlees en urine.
In het theater – en zeker als het geregisseerd is – is het bij alles wat getoond wordt, de bedoeling dat het getoond wordt. Hoe dat wordt gelezen, hoe daar bedoelingen in gelegd worden, daar heeft men geen volledige controle over.
Dit is (g)een seksistisch beeld. Poedelnaakte vrouwen dansen op pointes voor een decordoek van pastelkleurig wolkendek. Het zijn muzen die door het tonen van hun talenten hopen te worden verkozen tot favoriete van de god Apollo: George Balanchines Apollon Musagète.
Ramsey Nasr schreef in 2016 De andere stem zoals Simone de Beauvoir in 1949 Le deuxième sexe moet hebben geschreven: vanuit een diepe tweede-plan-ervaring ten opzichte van het andere geslacht. Nasr wilde de stem opeisen voor de man. Die had dat nodig.
Klassieke teksten leveren rijk materiaal op voor theatermakers. Vreemd genoeg lijkt het er soms op dat hedendaagse regisseurs de vrouwelijke hoofdpersonages alleen maar kunnen neerzetten als hysterica’s. Toch zijn er veel interessantere interpretaties mogelijk.
John Berger schreef in Ways of Seeing (1972) dat mannen naar vrouwen kijken en dat vrouwen kijken naar hoe vrouwen bekeken worden. De vraag over hoe we ons als ‘vrouw’ verhouden tot ons beeld, lijkt in een digitaal tijdperk nog steeds uiterst relevant. In hoeverre vervult de belofte van digitale beeldemancipatie nieuwe genderconcepten? En in hoeverre is onze huidige beeldcultuur nog steeds een weerspiegeling van patriarchale waarden die het ‘vrouw’-beeld objectiveren?
Culturele centra zijn er om de banden tussen de lokale bevolking en cultuur te versterken. Maar daarnaast nemen ze ook steeds vaker taken over van kunstencentra of werkplaatsen en treden ze op als initiator, coproducent of werkplek. In ‘De zin en onzin van lokaal cultuurbeleid’ (Etcetera 151) oppert Evelyne Coussens dat de cc’s hierdoor de kunstencentra beconcurreren. Liv Laveyne, programmator bij cc De Grote Post in Oostende, een van de jongste in Vlaanderen, is het daar niet mee eens. Reden genoeg voor een gesprek over de rol van het culturele centrum.
Etcetera vroeg circusdramaturge Bauke Lievens om een portret te schrijven van het Franse circusgezelschap Cie Un loup pour l’homme. Bauke was als dramaturge betrokken bij twee creaties van het gezelschap: Face Nord (2011) en Rare Birds (2017).
Een kleine maand voor de première van Trials of Money gaan de Zwitserse regisseur Christophe Meierhans en economisch filosoof Toon Vandevelde (KU Leuven) met elkaar in gesprek. Meierhans maakt politiek geëngageerd theater en is ervan overtuigd dat we de controle over geld in zijn dominante vorm compleet zijn kwijtgeraakt. Vandevelde vindt geld verdacht en zoekt naar een context waarin geld geen rol speelt. Het theater zou zo’n context kunnen zijn, maar in Trials of Money mag geld juist het podium inpalmen – of beter: in de beklaagdenbank plaatsnemen.
Bezoekers van een tentoonstelling hebben doorgaans een idee van wat ze kunnen verwachten: daar staan de tentoongestelde objecten, en hier ben ik. Wie in het Neuer Berliner Kunstverein (n.b.k.) Alexandra Pirici’s eerste individuele tentoonstelling Aggregate (2017) betreedt, voelt zich (ook de dag na de vernissage) eerder op een fuif. De twee ruimtes, door een opening met elkaar verbonden, maken een bomvolle indruk. Ik geef me over aan de stroming.
Dertig jaar na Patrice Chéreaus baanbrekende opvoering van Mozarts Lucio Silla passeerde de operaklassieker in het najaar weer in De Munt. Johan Thielemans legt de versies van 1985 en 2017 naast elkaar, en besluit dat de regie van de jonge Duitser Tobias Kratzer heel anders omgaat met repertoire en geschiedenis.
Censuur van overheidswege, rellen en zelfs pogingen tot aanslagen: in Polen heerst de afgelopen jaren een vijandig klimaat ten opzichte van hedendaags theater. De Poolse scene lijkt in korte tijd een politiek strijdveld te zijn geworden, soms zelfs letterlijk. Hoe is het zover kunnen komen? En vooral: is er beterschap in zicht?
This is the third letter in a cycle of Open Letters to the Circus. This letter is written in the context of ‘The Circus Dialogues’, a two-year research project led by Bauke Lievens, Quintijn Ketels and Sebastian Kann. ‘The Circus Dialogues’ expands on Bauke Lievens’ previous research project, ‘Between Being and Imagining: towards a methodology for artistic research in contemporary circus’. Both projects are financed by the Arts Research Fund of the University College Ghent (BE).
The Kunstenfestivaldesarts (KFDA)’s commitment to promoting ‘cosmopolitan vision as an antidote to intolerance of all kinds’, at least for its 2018 edition, has gone beyond the fashionable inclusiveness. The incorporation of the Singaporean artist Ho Tzu Nyen’s One or Several Tigers and, especially Macaquinhos from Brazil in its 2018 programming shows KFDA’s engagement in redefining ‘cosmopolitanism’ as a condition which involves self-criticism, ‘resist[ing] all kinds of self-centredness’—the most hegemonic and perennial of which is Eurocentrism.*
In ‘Deep Present’ (2018) Seoul-based director Jisun Kim stages four artificial intelligences (AIs) that either dialogue or ruminate about ‘outsourcing’ and its implications, i.e. the displacement and delegation of the production of goods or services to subcontractors, typically in regions where labor is cheaper.
Hoe moet je je verhouden tot een wereld die soms reddeloos verloren lijkt? Michiel Vandevelde zoekt samen met een groep jongeren naar antwoorden vanuit de erfenis van mei ’68. Paradise Now (1968-2018) schippert voortdurend tussen machteloosheid en volharding.
Welke soorten kennis nemen we over van de generaties voor ons en hoe geven we deze kennis door aan een toekomstige generatie? De centrale vragen in de voorstelling Banataba van de Congolese performer en choreograaf Faustin Linyekula zijn niet los te koppelen van het decor waarin het plaatsvindt. Rond de oude en nieuwe muren van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA) geeft Linyekula een alternatief antwoord op de westerse geschiedvertelling en haar omgang met (koloniaal) erfgoed.
Acclaimed director Milo Rau knows like no other how to deal with collective traumas. In La Reprise, however, he overplays his hand as he tries to combine the violent murder of Ihsane Jarfi with a meta-theatrical reflection about reality on stage.
Succesregisseur Milo Rau weet als geen ander aan de slag te gaan met collectieve trauma’s. In La Reprise vergaloppeert hij zich echter aan de koppeling tussen de gewelddadige moord op Ihsane Jarfi en een metatheatrale beschouwing over realiteit op het podium.
Met participatieve voorstellingen als Some Use for Your Broken Clay Pots (2014) en Verein Zur Aufhebung des Notwendigen (2015) bewees Christophe Meierhans al eerder dat hij het collectieve experiment niet schuwt. Ook in zijn recentste creatie Trials of Money doet de Zwitserse kunstenaar een beroep op de verantwoordelijkheidszin van de toeschouwer. In deze ambigue performance schuift het ding dat wij ‘geld’ noemen niet langer over de toonbank, maar wordt het genadeloos neergepoot in de beklaagdenbank. Wat volgt is een vier uur durende speculatieve rechtszaak, waarin zowel toeschouwers als performers proberen te bepalen in hoeverre geld (on)schuldig is voor de huidige staat van onze wereld.
In zijn eerste soloperformance From Molenbeek with Love zoekt Yassin Mrabtifi naar de betekenis en consequenties van zijn hybride identiteit. Een logisch begin. En een verdomd moeilijke opgave als je je tussen zoveel verschillende werelden in beweegt: die van Belg en Marokkaan, van Moslim en leerling in een streng katholieke school, van bedreigende (volgens sommigen) en bedreigde Molenbekenaar. Maar dat gevecht vertalen naar een geëngageerd discours vraagt duidelijk om meer dan een sterke lichamelijkheid. De woorden ontbraken in deze dansvoorstelling om inzicht te geven in de gespleten realiteit die vele migranten ervaren.
Ana Borralho en João Galante zoeken in al hun werk naar menselijkheid en maatschappelijke verbondenheid. In de performance Trigger of Happiness doen ze dat door in elk land waar ze touren met een nieuwe groep adolescenten op zoek te gaan naar de oorzaak en aard van geluk. Tien jongeren tussen 18 en 23 jaar met en zonder podiumervaring en van verschillende achtergronden krijgen een reeks vragen voorgeschoteld. Puttend uit hun persoonlijke ervaring graven ze naar de betekenis van zelfdoding, het belang van politieke meningen of de nood om zich van hun ouders af te zetten. Alleen weten zij niet welke vragen ze zullen krijgen. Trigger of Happiness zet een authentieke zoektocht in gang in het hier een nu. Het resultaat is ontwapenend eerlijk theater.
Toen Staatstheater Mainz Willem de Wolf (Cie. De Koe) contacteerde om het leven van historisch figuur Georg Forster te dramatiseren, ging hij de samenwerking aan met Rebekka de Wit (De Nwe Tijd). De twee schreven elkaar brieven over revolutie en emancipatie. Het resultaat is de coproductie ForsterHuberHeyne, die de driehoeksverhouding behandelt tussen avonturier en revolutionair Georg Forster (Vincent Doddema), zijn vrouw Therese Heyne (Suzanne Grotenhuis) en haar minnaar Ludwig Huber (Willem de Wolf), voor wie zij haar man uiteindelijk verliet.
“Indrukwekkend’, zegt de man op de rij achter ons wanneer het applaus is uitgestorven. “Echt een belevenis”, knikt zijn gezelschap. Ze hebben gelijk. De voorstelling JR van FC Bergman beloofde het theaterevenement van het jaar te worden en maakte die belofte waar. Maar of dat genoeg is? Wij zouden zeggen: het is te weinig.
In de Europese Unie grijpt men op tijd en stond graag terug naar het Antieke Griekenland als wieg van de ‘Westerse beschaving’. Heel wat initiatieven in verband met de bewaking van haar grenzen dragen bijvoorbeeld namen van Griekse mythologische figuren. ‘Talos’ verwijst nu niet alleen meer naar de bronzen bodyguard die Zeus cadeau deed aan de Fenicische prinses Europa, maar ook naar een onderzoeksproject van de EU rond de robotisering van grenscontroles, dat liep van 2008 tot 2013. Samen met een groep dramaturgen en choreografen bestudeerde Arkadi Zaides dit staaltje ongerealiseerde science fiction. Het leidde tot een lecture-performance die zich vermomt als een koel-zakelijke promotalk rond Talos.
Patronen: ze zijn onze beste oplossing en ons grootste probleem. Hoe meer veiligheid ze ons bieden tegen de chaos, hoe meer werkelijkheidszin ze ons tegelijk weer ontnemen. Over de vage grens daartussen gaat If there weren’t any blacks you’d have to invent them, het regiedebuut van Aurelie di Marino. Haar voorstelling tilt het hele identiteitsdebat over wit en zwart op een abstracter niveau.