Playground Festival/Stuk en Museum M
Peepholes, koeienbellen en een speelse stoelendans
Helen D’Haenens
© Yuki Moriya
Family Portrait van de Japanse Midori Kurata is één van de eerste voorstellingen die dit jaar op het kunstenfestivaldesarts te zien zijn. Het is net als de openingsvoorstelling van Susanne Kennedy en Markus Selg een huiskamerdrama waarin angst voor de dood centraal staat. Het zullen wel de naweeën van de pandemie zijn die de curatoren tot dat thematische accent aanzetten.
Qua stijlkenmerken is Kurata’s stuk uit een volkomen ander laken gesneden dan Kennedy en Selg’s internet/game esthetiek. Family Portrait doet al snel denken aan de befaamde voorstellingen van het Japanse gezelschap Chelfitsch die in andere jaargangen van het festival te zien waren: de afstand tot het realisme in het spel, de afwezigheid van decor, de indirecte kritiek op de Japanse samenleving en de inzet van dans en gestileerde lichamen zijn bij Midori Kurata evenals bij Chelfitsch te zien.
De inspiratie voor Family Portrait putte Midori Kurata uit een banaal voorval in haar eigen leven. Toen haar partner thuiskwam in de ban van een overlijdensrisicoverzekering die zijn naasten op slag rijk zou maken indien hij zou sterven, zag de regisseuse daar aanleiding in om een theatertekst te bestellen bij schrijver Jun Tsutsui. Ze gaf hem opdracht elke alinea te beginnen met ‘En wat als papa sterft?’ Rond die tekst weeft ze een spookachtig en satirisch portret van doorsnee Japanse middenklasse gezin, waar de papa’s gaan werken en de mama’s zwijgen terwijl de kinderen alleen mogen dromen van ballet en kunst.
“De personages blijven vreemden voor ons, als hadden we een willekeurige familiefoto uit een inboedel van de rommelmarkt opgeraapt.”
Het portret-achtige karakter van de voorstelling wordt vormelijk en inhoudelijk letterlijk uitgespeeld, want één van de zonen van het gezin zeult de hele avond met een camera over de scène en portretteert zijn naasten vanuit alle hoeken, waarvoor ze regelmatig freeze poses aannemen. Dat we nauwelijks biografische achtergrond bij dat gezin krijgen, versterkt dat foto-effect alleen maar. De personages blijven vreemden voor ons, als hadden we een willekeurige familiefoto uit een inboedel van de rommelmarkt opgeraapt. Dat werkt in de voorstelling als een geweldig projectievlak, waarin je van alles kan lezen, zonder ooit zeker te zijn of dat wat je ziet ook werkelijk het geval is.
Meer dan een klaptafel en klapstoelen aan scènische elementen heeft Midori Kurata niet nodig om een kille huiselijkheid op te roepen. De familie, gespeeld door zeven acteurs, plant het knullige meubilair zelf pal in het midden van de barokke Brigittinnenkapel neer. En echt gezellig kan het rond die tafel nooit worden, want even vreemd als voor ons, blijven de gezinsleden voor elkaar.
Zodra het onding op zijn poten staat, ontspint zich een postdramatische hybride tussen grand-guignol, familiedrama, klassiek ballet, documentaire en hedendaagse dansvoorstelling. Ondanks dat potpourri aan insteken valt de hele voorstelling als een strakke puzzel in elkaar. Dat is voor een groot deel te danken aan de uitgebeende tekst van Jun Tsutsui die ons als mantra door de voorstelling begeleid. De auteur speelt zelf de familie-vader die zijn gezin teistert met de vraag wat ze na zijn dood zouden doen met het geld van de overlijdensrisicoverzekering. Onverstoorbaar manisch en met een cynische grijns in het gezicht dreunt Tsutsui zijn variaties op die vraag op: ‘Wat als papa nu dood gaat…’, ‘Wat als papa te horen krijgt dat hij binnen zes maanden dood zou gaan…’. ‘Wat als papa het langste van ons allen blijft leven…’ Net omdat de dood vaak zo’n taboe is aan een familietafel, of het nu hier of in Japan is, raakt de tekst ons in al zijn onverbiddelijkheid. Vooral in de speculatieve antwoorden die de vader op zijn eigen vraag geeft, legt de tekst een kleinburgerlijke bekrompenheid bloot die in het licht van de dood te pijnlijk voor woorden is: ‘Wat als papa doodgaat? Dan kopen jullie vast die elektrische fiets om de helling naar de supermarkt te overwinnen.’
In plaats van mee te praten dansen moeder, twee dochters en twee zonen een danse macabre rond en op de tafel waaraan de vader zelfbezeten voorttatert over zijn dood. Hun golvende en kronkelende bewegingen zijn geciteerd uit klassiek ballet en hedendaagse dans. De strakke lichtwissels van Rue Uemori halen maximaal effect uit het contrast tussen de ruïnesfeer van de Brigittinenkapel en de Muji1-achtige picnic-tafel waarrond alles zich afspeelt. De schaduwen van de acteurs die over de muren dansen zijn één van de hoogtepunten van het stuk. Met hun pokerfaces doen ze denken aan de vrouwengeesten in het ballet Giselle die mannen dooddansen, maar in plaats van het romantische ballet, zet de regisseuse tot drie keer toe dezelfde lyrische en aanzwellende muziekpassage van de Notenkraker in, de dans van de sneeuwvlokken. Soms wordt de choreografie met zoveel bravoure uitgevoerd dat het een parodie lijkt en sommige elementen – zoals letterlijk dood vallen of naar de keel grijpen – zijn danig illustratief dat ze de kracht van de voorstelling ondergraven.
En toch blijft alles meeslepend genoeg om ons aan de stoelen gekluisterd te houden: Kurata geeft met tekst en beweging vorm aan doodsangsten en geweldsfantasieën, die eigen zijn aan een samenleving waar gezinnen zich terugtrekken in conservatieve verhoudingen en in de slaafse routines van werken en consumeren die een kapitalistische ideologie hen oplegt. En Japan is ook zo’n land waarin alles en iedereen zich inkapselt en elk risico probeert uit te sluiten, een levenswijze die de Belgische filosoof Lieven de Cauter als capsulair bestempelde, nota bene in reactie op de woorden van een Japanse architect, Kurokawa, die de capsule de architectuur van de toekomst noemde. Het feit dat de gezinsleden in Family Portrait elkaar geen blik waardig gunnen, accentueert de claustrofobische capsule-sfeer. De enige uitlaatklep lijkt het te vinden in de kunst of in de dood. Alle gezinsleden rond de vader dromen van kunst of moord: Ballet tovert een lach op het gezicht van de jongere dochter. Maar de hoop die in haar lach te lezen valt is ijdel, want niemand gunt haar pliés en tondus een blik waardig. Soms vliegen gezinsleden elkaar letterlijk naar de keel of liggen ze als verse lijken over de tafel gedrapeerd.
Alleen in zo’n capsulaire wereld kan je iemand vinden die gek genoeg is om de zin van het leven te zoeken in het leuren met overlijdensrisicoverzekeringen en een ander die gek genoeg is om er één teen. Je zou bij al dat verzekeren, het leven vergeten leven.
Daaraan herinnert ook de opkomst van de verzekeringsmakelaar, die ontslag blijkt te hebben genomen en zijn leven aan triatlon wijdt. Uit zijn sportmanie lees je een al even herkenbare doodsangst af, als uit de bezetenheid van de vader met zijn verzekering. Want onder die oppervlakte van dialogen over sport en verzekeringen, gaapt een duizelingwekkende zinloosheid en wanhoop, die nergens wordt uitgesproken, maar door de anderen wel wordt gedanst. En terwijl de anderen hun macabere dans dansen, zien we de verzekeringsman -geestig gespeeld door acteur Kentaro Sato- als een vis op het droge in alle ernst zijn komische crawlbewegingen maken.
Ergens tussendoor horen we via speakers een documentaire opname, waarin een lachende man met zijn jonge dochter over de toekomst praat. Een ontroerend intermezzo, dat in dit strakke drama mooi verwijst naar de realiteit waaruit het gebeiteld is. Het lukt Midori Kurata ogenschijnlijk moeiteloos zoveel verschillende elementen tot een zinvol en muzikaal geheel te smeden. En als op het einde de vader roept: ‘En wat als papa blijft leven…’ dan vraag je je toch af, wat pijnlijker is: doodgaan of blijven leven?
KRIJG JE GRAAG ONS PAPIEREN MAGAZINE IN JOUW BRIEVENBUS? NEEM DAN EEN ABONNEMENT.
REGELMATIG ONZE NIEUWSTE ARTIKELS IN JOUW INBOX?
SCHRIJF JE IN OP ONZE NIEUWSBRIEF.
JE LEEST ONZE ARTIKELS GRATIS OMDAT WE GELOVEN IN VRIJE, KWALITATIEVE, INCLUSIEVE KUNSTKRITIEK. ALS WE DAT WILLEN BLIJVEN BIEDEN IN DE TOEKOMST, HEBBEN WE OOK JOUW STEUN NODIG! Steun Etcetera.