#163
15.03.2021
—
31.05.2021
download pdf
Op het TheaterFestival sprak Stijn Devillé voor het eerst in Vlaanderen de Staat van de Theatertekst uit. Het initiatief van De Tekstsmederij, dat in Nederland al sinds 2014 bestaat, moet nu ook in het andere deel van het taalgebied aanzetten tot de opwaardering van de toneelliteratuur. Maar dan zijn eerst structurele maatregelen nodig.
‘Voor jou was het niet makkelijk om naar hier te komen, voor mij ook niet.’ Toch zitten regisseur Raven Ruëll en schrijfster Heleen Debeuckelaere nu rond één tafel op een Gents terrasje. Om het er een half jaar na alle heisa rond Het leven en de werken van Leopold II eens écht over te hebben. Uitgebreid, drie uur lang. Waar liggen de grenzen voor hoe je Afrika of minderheden voorstelt op theater? Waar stopt de kunst en begint er een andere verantwoordelijkheid als maker? En voor welk publiek? ‘Meer gemengde zalen zijn een eerste stap.’
Beiden kijken ze zelden naar repertoirevoorstellingen, maar ze lezen, spelen en schrijven ze wel. Al meer dan 25 jaar speelt Jolente De Keersmaeker met spelerscollectief tg STAN het klassieke en minder klassieke repertoire. Van Ibsen en Strindberg, tot Bernhard en Müller en ook, tijdens deze editie van het TheaterFestival, Molière in Poquelin II. Joachim Robbrecht speelt, maakt en schrijft, voornamelijk in Nederland. Het is vooral in die laatste hoedanigheid dat hij deelneemt aan dit gesprek. Met Sarah Moeremans maakte hij doorgedreven bewerkingen op teksten van Ibsen, een Crashtest – meteen ook de titel van deze voorstellingen – van het repertoire ten opzichte van de wereld van vandaag. En het is ook die vraag waarover we met hen in gesprek gaan: hoe repertoire spelen en opvoeren vandaag? Hoe en waarom en moét je überhaupt ingrijpen in de tekst? Hoe je verhouden tot de ideologie in een tekst, zeker wanneer die vandaag achterhaald, of om het met een geuzennaam te zeggen, niet ‘politiek correct’ is? Het blijkt een gesprek te zijn waar De Keersmaeker al twee jaar op zat te wachten. Robbrecht en De Keersmaeker zetten hun conversatie live verder tijdens Tweespraak!, op 2 september tijdens het TheaterFestival.
Zij zet in haar werk de clichés over vrouwelijke en mannelijke seksualiteit op hun kop. Hij laakt als criticus seksistische beeldvorming op de planken, maar vindt tegelijk dat een naakt lichaam nog steeds erg subversief kan zijn. Geen wonder dat Julie Cafmeyer en Marijn Lems elkaar vinden wanneer ze in gesprek gaan over #metoo, feminisme en een vermeend ‘nieuw’ moralisme in podiumland. Cafmeyer en Lems praten hier bovendien live over tijdens Tweespraak!, op 2 september tijdens het TheaterFestival.
Gaat de theaterkritiek van tegenwoordig nog wel genoeg over theater? Steeds meer lijken critici allerhande voorstellingen tegen een ideologische lat te leggen. Het einde van alle artistieke nuance of het begin van een nieuw maatschappelijk bewustzijn? Op het TheaterFestival schuiven we de gesprekstafels uit en leggen we de kritiek zelf op de rooster.
We houden allemaal van stevige debatten, tot we ze zelf op ons bord krijgen. Afgelopen podiumseizoen was het een paar keer prijs. Zullen we het er eens samen over hebben, voorbij de tweets en de opinies in de krant? Tijdens het TheaterFestival gaan drie duo’s met uiteenlopende meningen in dialoog over belangrijke kwesties als dekolonisering, vrouwbeelden op scène en omgang met repertoire. Bij een afsluitende hap kan je ook zelf meepraten.
Het is stilaan een platitude: beeldende kunst en podiumkunsten komen steeds meer in elkaars vaarwater, behekst als ze zijn door dezelfde vragen. Vragen over de impact van de context – museum of theater, white cube of black box – op de inhoud en de ervaring van de kunst. Van daaruit rijzen dan weer vragen over de plaats en de rol van de toeschouwer. De ontwikkeling heeft echter ook een praktisch gevolg. Heeft die ‘crossoverkunst’ behoefte aan een aparte naam? En aan een eigen, nieuwe soort van onderdak?
Van 3 februari tot 18 maart liep in het Centre d’Art Contemporain in Genève een overzichtstentoonstelling van het werk van de Britse schrijfster, performancemaakster en beeldend kunstenares Cally Spooner (°1983). Tijdens Playground in STUK toonde ze al werk in België, en recent gaf ze een lezing aan het KASK. Binnen de tendens rond performance en choreografie in het museum – en dus rond het vermengen van de creatieprocessen en kijkregimes van de black box en de white cube – is Spooners werk een interessante case. Tekst, video, audio, sculptuur en choreografie verhouden zich inhoudelijk, dramaturgisch en doorheen de tijd.
Het voorbije theaterseizoen besteedde Etcetera behoorlijk wat aandacht aan opera. Lange tijd was de – budgettair gezien – belangrijkste podiumkunstvorm een hardnekkige blinde vlek op deze redactie. Wat waren de esthetische obstakels, vooroordelen en (onuitgesproken) punten van kritiek? Als een soort Englishman in New York ging Etcetera-redacteur Sébastien Hendrickx op verkenning uit. Onderweg bleek de opera geregeld een intrigerende spiegel op te houden voor de andere podiumkunsten in Vlaanderen.
Wat hebben dans en tekst met elkaar gemeen? Weinig, zou je intuïtief zeggen. Taal benoemt wat het lichaam niet gezegd krijgt, terwijl het lichaam een ervaring of fysieke kennis kan oproepen die de taal nooit helemaal kan bevatten. Toch, of misschien net daarom, hebben tekst en dans in de loop van de geschiedenis altijd al om elkaar heen gecirkeld.
Dit is een voorpublicatie, geen apart hoofdstuk maar een combinatie van fragmenten uit een boekje over BOG., de Vlaams-Nederlandse collectie van theatermakers die na vijf jaar de veren van de ‘jeugd’ en ‘belofte’ van zich aflegt. Dramaturge Roos Euwe blikt zelfkritisch terug op het afgelegde pad, tegen de achtergrond van het werkproces van de voorstelling KID. (2017). De volledige tekst, waarin verschillende aspecten van theater maken, samenwerken en opgroeien in tekst en beeld aan bod komen, verschijnt later dit jaar in eigen beheer bij BOG., in samenwerking met detheatermaker en Afreux.
Elke Huybrechts kijkt in dit artikel door een queertheoretische bril naar wat zich in 2017 op theaterpodia heeft afgespeeld. Ze vertrekt uit haar voorliefde voor de strategie van het queeren, maar vooral vanuit het besef van de noodzaak ervan. Hoe te ontsnappen aan een steeds intelligentere en openlijkere verdrukkende normativiteit? Welke strategieën voor antagonisme en ongrijpbaarheid kunnen nog baten?
Aan twee vuurtorenprojecten voor de vernieuwing van het Duitse theater – de Berlijnse Volksbühne en de Kammerspiele in München – kwam in april 2018 vroegtijdig een einde. De redenen daarvoor zijn erg verschillend. Willen we er lessen uit trekken, dan moeten we de huidige debatten over het Duitse theaterlandschap onder de loep nemen.
In Hongarije vieren racisme en discriminatie ten opzichte van de Roma hoogtij. Het theater wist veel te lang geen vuist te maken tegen de opkomst van extreemrechts. Gelukkig zijn er weer steeds meer theatermakers die niet alleen het debat durven aanzwengelen over de maatschappelijke positie van de Roma, maar ze ook een volwaardige rol bieden binnen het creatieve proces – als geïnterviewden, acteurs en artistiek medewerkers.
De relatie tussen kunstenaar en programmator is er nooit één zonder frictie geweest. In tijden waarin de neoliberale logica de druk aan beide zijden opvoert, gaat het soms zelfs helemaal mis. Aan de hand van haar ervaring met Kunstencentrum Vooruit pleit Veridiana Zurita in deze opinie voor een praktijk waarin wederzijdsheid en gesprek centraal staan. Ze schuift de aanpak van psychiatrische instelling La Borde naar voren als good practice.
From February 3 till March 18, the Centre d’Art Contemporain in Geneva held a survey exhibition of the work of the British writer, performance-maker and visual artist Cally Spooner (b.1983). She presented her work in Belgium as well, as a part of the Playground festival at STUK and, more recently, during a talk she gave at KASK. Spooner’s work provides an interesting case study on performance and choreography in a museum setting – a much-debated subject – merging as it does creation processes and viewing regimes associated with the black box as well as the white cube. In her oeuvre, text, video, audio, sculpture and choreography are related thematically, dramaturgically and in time.
In this article, Elke Huybrechts regards what happened on theater stages in 2017 through a queer theoretical lens, motivated by her fondness for queering as a strategy, but also by the realization that there’s an antagonism as well as a certain elusiveness at the heart of the artistic practices she associates with it.
In Deutschland findet – wieder mal – ein Kulturkampf statt. Vielleicht ein Kämpfchen in falschen Kulissen und Kostümen, aber man muss es ernst nehmen, zumal auf den Theaterbühnen gerade verschiedene Richtungsstreite aufeinandertreffen. Natürlich ist auch hier jener „Kampf der Kulturen“ zu beobachten, der derzeit weltweit tobt, zwischen liberalen und humanistischen Positionen einerseits und konservativen und nationalistischen andererseits – mit einigen interessanten Mischungen, die die herkömmliche Unterscheidung von rechts und links als überholt erscheinen lassen.
The relationship between artist and curator has never been entirely without friction. In times where neoliberal working conditions put both sides under pressure, it can even go completely wrong. Based on her experience with Kunstencentrum Vooruit, Veridiana Zurita advocates in this opinion for a collaboration in which reciprocity and conversation play a central role. She puts the psychiatric clinic La Borde forward as a good practice.
Met Life, Death & Television brengt het Brusselse collectief K.A.K., hoofdzakelijk bestaand uit afgestudeerde spelers en makers van het RITCS, een avondvullend overzicht van de televisiecultuur waarmee generaties westerse kinderen zijn opgegroeid.
At their first encounter with director Alice Bogaerts’s and dramaturg Marleen Ilg’s stage adaptation of Howard Buten’s When I was Five, I Killed Myself, spectators of the first part of Stadsnomaden2 are first put into disorientation. For those who already know the storyline of Buten’s novella on which the play is based, they might wonder how a lone tantalising adult male body and a minimalist scenography would spatially play out the story of Burt, a troubled eight-year-old boy who, while being placed in a mental institution, is caught having sex with Jessica, his fellow child patient from the same ward.
Het hieronder staande citaat van Lewis Carroll maakt deel uit van het decor van Blue Skies Forever maar zou met wat goede wil ook van toepassing kunnen zijn op het personage uit Nu ben ik Medea. Zowel buren als Khadija El Kharraz Alami gaan op zoek naar de eigen – vrouwelijke – identiteit binnen de westerse wereld. Ieder op zijn – of beter: haar – manier. De één aan de hand van een koele absurdistische performance, de andere met een persoonlijke en intense biecht. Beide voorstellingen maakten deel uit van de programmatie Jong Werk op Theater Aan Zee.
’10.000 gestes’ van Boris Charmatz biedt min of meer wat de titel belooft: 10.000 bewegingen. Gebracht door 23 dansers, op net iets minder dan een uur tijd. Wat, zoals de choreograaf laconiek opmerkt, neerkomt op zo’n 400 bewegingen per danser, of één nieuwe beweging per 8 seconden. Elke nieuwe beweging wordt daarna genadeloos afgevoerd om nooit meer terug te keren. Het is een principe van verspilling en uitputting. Het resultaat is echter geen kakafonie of chaos. Die lijken even de kop op te steken, maar slaan al snel om in euforie, bij de spelers én bij het publiek.