#162
01.12.2020
—
14.03.2021
download pdf
Operahuizen staan alsmaar meer onder druk. Hun relevantie in de huidige maatschappij wordt in vraag gesteld en ook op artistiek vlak zijn er veel spanningen tussen aanhangers van een behoudsgezind parcours en voorstanders van vernieuwing. Hoe kan opera zijn betekenis behouden en weer een centrale positie innemen in de samenleving? Krystian Lada, jarenlang verbonden aan de Koninklijke Muntschouwburg, en Guy Coolen van Muziektheater Transparant delen hun visie over de toekomst van opera.
De zeven Vlaamse Kunstinstellingen zijn volgens minister van Cultuur Sven Gatz de Vincent Kompany’s van het kunstenveld. Ze fungeren als artistiek en organisatorisch voorbeeld voor de hele sector en moeten alle vijf functies binnen het Kunstendecreet vervullen. In ruil kunnen ze rekenen op een apart beoordelingstraject, een mooie som uit de staatsruif en zijn ze zeker van hun voortbestaan. Vanuit de kunstensector, die gebukt gaat onder opeenvolgende besparingsrondes, klinkt echter steeds meer gemor over het statuut van deze instellingen. Hoog tijd voor een gesprek.
NTGent heeft kwakkeltijden achter de rug. Het vertrek van artistiek leider Johan Simons, een reeks interne strubbelingen en behoorlijk wat tegenvallende producties leken het Gentse stadstheater de afgelopen jaren te vervreemden van zichzelf, en van de stad. De reddende hand komt uit Zwitserland: sinds juli staat theatermaker Milo Rau aan het hoofd van het schip. Niet om het terug op koers te brengen, maar om een nieuwe koers uit te zetten, in lijn met de tijd.
Titels. Altijd moeilijk. Choreograaf Mårten Spångberg gebruikte de naam van de beroemdste levende schilder als titel voor een langzame, raadselachtige dansvoorstelling, die in première ging tijdens het voorbije Kunstenfestivaldesarts. Maar wat heeft Gerhard Richter, une pièce pour le théâtre eigenlijk te maken met Gerhard Richter of zijn oeuvre? Op het eerste gezicht zo goed als niks.
Jonge makers zijn meer dan ooit een hype, maar het label garandeert niet altijd een belofte op een duurzame ontwikkeling. Om deze jongste generatie te ondersteunen, bestaan er sinds vorig seizoen ‘professionaliseringstrajecten’ zoals Montignards (Monty) en P.U.L.S. (Toneelhuis). Ruiken deze initiatieven naar betutteling of zijn ze juist de aanzet naar de ontplooiing van een autonome artistieke praktijk? Acht jonge theatermakers praten hier over hun ervaringen.
Twee jaar geleden organiseerde Moussem Nomadisch Kunstencentrum in samenwerking met Toneelhuis een driedaags festival rond de gevierde Syrische theaterauteur Saadallah Wannous. Tijdens een speech die de schrijver ooit gaf voor Unesco World Theater Day praat hij over ‘zijn dorst naar dialoog’. Het is een warm en idealistisch betoog over theater dat op verschillende manieren dialogen tot stand kan brengen. Volgens Wannous zal het theater, hoe het zich vormelijk ook ontwikkelt, altijd een ideaal forum zijn waar mensen hun historische en existentiële condities inzichtelijk kunnen maken.
In enkele recente producties waarin recht en wet centraal staan, worden pertinente vragen gesteld over de wijze waarop het recht vandaag kan functioneren in ethisch en politiek opzicht. Maar is de inherente vrijblijvendheid van theater een probleem of kan die juist een troef zijn? Terror, Crime and Punishment en Trial for Money prikkelden Klaas Tindemans tot beschouwingen van rechtsfilosofische aard.
Nationalistische vraagstukken komen de laatste jaren vaak aan bod in de dans- en performancekunst. Op vraag van Etcetera gingen curatrices Nat Muller en Sandra Noeth in dialoog over het verband tussen lichaam en identiteitspolitiek. Tunde Adefioye, lid van de grote redactie van Etcetera en stadsdramaturg bij KVS, voorzag de tekst tijdens het redactieproces van enkele voetnoten.
Etcetera vroeg Karel Vanhaesebrouck om een kritische analyse van het recente oeuvre van Jan Lauwers. De primus inter pares van Needcompany geldt al decennialang als een van Vlaanderens groten. Gaapt er ondertussen een kloof tussen artistiek prestige en kwaliteit? Volgens Vanhaesebrouck in ieder geval niet. Hij focust op The Blind Poet (2015), dat hij als exemplarisch beschouwt voor Lauwers’ werk sinds het veelgeprezen Isabella’s Room (2004).
Omgaan met onze onbegrijpelijke werkelijkheid door ze op een speculatieve manier te benaderen: dat is de essentie van het speculatief realisme, dat zowel kunstenaars als theoretici aantrekt. Theatermakers brengen bestaande theorieteksten in een experimentele setting, terwijl speculatieve filosofen hun ideeën presenteren in sciencefictionscenario’s of genres als theory-fiction. Daarbij is het voortdurend zoeken naar een goede balans: als de speculatie te ver wordt gedreven, verliest zij haar productieve kracht.
fABULEUS, het Leuvense productie- huis voor jong talent, vierde vorig jaar zijn 20ste verjaardag. In twee decennia groeide het uit van een piepklein jongerengezelschap tot een uniek dans- en theaterhuis met internationale uitstraling. In juni 2017 werd fABULEUS bekroond met de Ultima Podiumkunsten. Tijd voor een terug- en vooruitblik met artistiek leider Dirk De Lathauwer.
Etcetera heeft een lange traditie als aanjager van het discours rond de podiumkunsten, maar opera bleef de laatste jaren wat onder de radar. Het komende seizoen willen we graag onderzoeken hoe het met het medium gesteld is. Hoe evolueert opera artistiek gezien? Wat is de maatschappelijke positie van het medium en het instituut in de samenleving van vandaag? Is er voldoende kritisch discours rond opera?
Wat is het en hoe werkt het? Het handvest voor podiumkunstenaars is een solidariteitsverklaring van kunstenaars die afspreken niet langer on(der)betaald werk te aanvaarden bij publieke activiteiten die plaatsvinden in of voor organisaties met (een) medewerker(s) in vaste loondienst. Telkens als een ondertekenaar van het handvest een voorstel krijgt zonder correcte vergoeding, wordt het aanbod geweigerd en het handvest meegestuurd als uitleg. Organisaties die (herhaaldelijk) geconfronteerd worden met het handvest, krijgen zo een eenduidig signaal van een grote groep kunstenaars.
Nationalist questions have been addressed regularly in performing arts over the past years. Etcetera asked curators Nat Muller and Sandra Noeth to enter in conversation about the connection between the body and identity politics. During the editing process Tunde Adefioye, member of Etcetera’s circle of advisory editors made some notes alongside this dialogue.
The lack of black choreographers/ black voices in Contemporary Dance has created a large gap in the understanding of blackness, allowing that label to be thrown at any choreographer who bears the racial marking of being black. In the solo work Mercurial George by the Montreal-based choreographer Dana Michel, she confronts this racial imposition heads on, creating an anarchist ecology of things where identity and blackness can emerge in this illegible yet affectively charged mode of experience.
Met KID. maakt BOG. onder de vleugels van Het Paleis twee voorstellingen voor de prijs van een: eentje voor volwassenen over kinderen, en eentje voor kinderen over volwassenen. Het collectief, dat zich met deze vijfde avondvullende productie officieus volwassen mag noemen, vindt zich door de ogen van een kind opnieuw uit.
Terwijl het publiek binnenstroomt voor Andrade van Michiel Vandevelde, zijn zitplaats opzoekt en gsm uitschakelt, klinkt de muziek al volop. De hiphop-beats functioneren niet als neutraal achtergrondmuziekje, maar eisen nadrukkelijker de aandacht op. De dansvoorstelling ‘begint’ wanneer het licht abrupt dooft. De plotse duisternis is compleet en houdt lang aan, terwijl een cover van SIA’s Chandelier luid weerklinkt. Het ‘donker’ blijft door de rest van de voorstelling heen erg vaak terugkeren: het genereert momenten van full potential waarin alles nog mogelijk is.
To come (extended) is een herneming van de gelijknamige voorstelling uit 2005. Waar het stuk toen nog alleen stond in het jonge oeuvre van choreografe Mette Ingvartsen, wordt de ‘recreatie’ vandaag ingepast in een groter geheel, The Red Pieces. Deze cyclus onderzoekt de impact van naaktheid en seksualiteit in onze maatschappij en stelt ook vragen over de steeds diffuser wordende grens tussen de private en de publieke ruimte.
Wat Maxim Storms in zijn solo Brother Blue presenteert zou je een ‘theatraal psychogram’ kunnen noemen: een mentaal canvas dat is samengesteld uit brokjes taal, geluid, dans, licht, ruimte. Dat patchwork, een bijeengescharreld geestesportret, valt langzaam uiteen tot een staat van zelfverlies.
Na de slapstick, politieke capriolen, eigenzinnige updates van Shakespeare en Müller nu de kale, hyperpersoonlijke vertelling? Als we de aankondiging moeten geloven, breekt Jan Decorte in Stand Down met zijn eerdere werk. Maar hoe radicaal is zo’n breuk als je andermaal jezelf opvoert en realisme nauwelijks van gemakzucht onderscheidt?
Met haar recentste voorstelling Blab brengt de Finse choreografe, beeldend kunstenares en danseres Sonja Jokiniemi een eigenzinnige performance op NEXT. In eerder werk legde Jokiniemi al een interesse aan de dag voor de ‘politieke ecologie van dingen’ en alternatieve vormen van communicatie. In Blab worden die twee wegen verder bewandeld. Jokiniemi schuwt hier elke vorm van herkenbaarheid en narrativiteit en in plaats daarvan stoot ze ‘blab’ uit: onverstaanbaar gekwebbel. Ze spreekt in een hybride taal, die een nieuwe en bijzondere zijnsorde van gelijke entiteiten tot stand brengt op de scène.
Nergens wordt het verschil tussen mensen zo duidelijk als wanneer ze zich amuseren. Het spreekwoord ieder diertje zijn pleziertje betekent volgens Wikiquote: ‘iedereen vermaakt zich op zijn manier (je hoeft er geen oordeel over te hebben)’. Dat laatste is makkelijk gezegd, en dat ondervond ook David Foster Wallace toen hij op invitatie van Harper’s Magazine in 1995 deelnam aan een luxecruise van één week langs de Caraïben. Een centrale vraag in zijn werk – hoe kunnen we begrip opbrengen voor mensen, ook wanneer we op het eerste zicht niets met hen gemeen hebben? – stelt zich eveneens in deze tekst.
Veertien jaar na Poquelin maakte STAN samen met een groepje verwante spelers een vervolgvoorstelling op basis van het werk van Jean Baptiste de Poquelin. Die is beter bekend als Molière, de beroemde acteur en komedieschrijver onder Lodewijk XIV. Poquelin II slaagt er schijnbaar moeiteloos in om de Bourlaschouwburg tweeënhalf uur lang te doen schuddebuiken van het lachen met L’Avare en Le Bourgeois gentilhomme. Helpt de voorstelling ook om die 17e-eeuwse stukken een interessant licht te doen werpen op onze tijd?
Het nieuwstedelijk zoekt in zijn werk steeds opnieuw hybridevormen op, zoals een vereniging tussen theater en radio of theater op de snee met het documentaire of het activistische. Adriaan Van Aken is al een goed decennium bezig met zijn eigen multimediale vorm binnen Het nieuwstedelijk te ontwikkelen: striptheater. Waar hij in het verleden steeds samenwerkte met striptekenaar Paquet, slaat hij nu de handen in elkaar met de jonge Wide Vercnocke. In First Contact vertellen zij het relaas van een vader die nooit een wezenlijke band had met zijn dochter en wanhopig contact zoekt wanneer het helemaal mis loopt. Met een gestroomlijnde polyfonie van strip, tekst en muziek zet Van Aken een meeslepend verhaal neer dat ondanks haar expliciete plot toch veel complexiteit biedt.
In haar vorige creatie en afstudeerproject ‘Salut Copain’ (2015) betrad Dounia Mahammed de scène met woorden en (on)zekerheid onder de arm, op zoek naar een talig evenwicht tussen absurditeit en realiteit, tussen verwondering en vertwijfeling. Haar tweede solovoorstelling, getiteld ‘W a t e r w a s w a s s e r’, lijkt verder te drijven op die veelvuldige stroom van formuleringen en gedachten. In samenspel met de livemuziek van pianist Alan van Rompuy stelt Mahammed de vraag naar onze fluïde werkelijkheid en de wijze waarop we in die werkelijkheid al dan niet kunnen (mee)delen.
Het Gentse Victoria Deluxe viert zijn vijftiende verjaardag met de nieuwe voorstelling ‘Sense in the city (things we want to share with you)’. In al die jaren leverde Victoria Deluxe sociaal-artistieke projecten af, die telkens stevig verankerd waren in de stedelijke context. Dat is bij deze voorstelling niet anders. Aan de basis van ‘Sense in the city’ ligt het veldwerk dat de medewerkers van Victoria Deluxe verrichtten. Zij trokken erop uit om Gentenaars te bevragen over hoe zij zin geven aan hun leven: voor welke plaatsen in de Arteveldestad en welke concrete gebeurtenissen is daarbij een rol weggelegd?
De voorstelling ‘Princess’ van de Filipijnse choreografe en performer Eisa Jocson is heel snel naverteld. Toch doet het stuk veel vragen rijzen. In de eerste plaats de vragen die Jocson zelf opwerpt over hoe een ideaal van vrouwelijkheid geconstrueerd werd in Disneyfilms als ‘Sneeuwwitje’ en daarmee de wereld cultureel koloniseerde. Maar ook over wat ze niet verteld krijgt binnen de binnen de dwingende vorm die ze daarvoor koos.
Met Rule of Three overtuigt Jan Martens feestelijk, maar bloedserieus. Zijn laatste creatie slaagt erin om onze hedendaagse – vaak als oppervlakkig of sensationeel betitelde – condition humaine zonder waardeoordeel in danstaal uit te drukken.
Amor is de nieuwste creatie van het koppel Jaco Van Dormael en Michèle Anne De Mey en ging op 3 oktober in première in het Théâtre National. Een reële gebeurtenis vormt het uitgangspunt van deze voorstelling, maar wat wordt er precies bedoeld met realiteit, luidt de vraag die wordt opgeworpen door een voice-over, onmiddellijk nadat de lichten zijn gedoofd. Het antwoord dat Van Dormael en De Mey daarop lijken te geven, is dat de realiteit vooral een mentale belevingswereld is. In 2016 belandde choreografe De Mey namelijk in een coma ten gevolge van een thermische shock. Amor is een scenisch-filmische recreatie van haar comateuze toestand, een verblijf in het niemandsland tussen leven en dood. Het publiek wordt met andere woorden uitgenodigd een buitenzintuiglijke wereld te aanschouwen.
Jan Dertaelen ging naar Opera 21 kijken, het festival dat een platform voor vernieuwing binnen de opera wil zijn. Prominent op de affiche prijkten Infinite Now van Chaya Czernowin & Luk Perceval, en Revelations van Wim Henderickx & Wouter Van Looy. Beide voorstellingen wrikken aan de fundamenten van de opera en dompelen de toeschouwer volledig onder in een diepteonderzoek naar de werking van de psyché. Opent zich hier een nieuwe richting voor een genre in crisis?
De seizoensopener van HETPALEIS, Virginity (12+) brengt dansant muziektheater geïnspireerd door Prince. Al gebruikt deze coproductie met fABULEUS die inspiratiebron vooral als springplank om een eigen verhaal te vertellen.
Ook na meer dan een week piekeren blijft Projecting [Space[, een voorstelling van Meg Stuart in samenwerking met dramaturg Jeroen Peeters en scenograaf Jozef Wouters, een voorstelling waar ik moeilijk vat op krijg. Ze doet iets, zelfs heel veel, maar lijkt zich daarin te verzetten tegen precieze duiding. Alsof ze geen punt wou maken, maar slechts een fata morgana van een ander theater of een andere wereld wou oproepen. Aan de kijker om daarmee om te gaan.
Deze zomer brachten Tim Taveirne en Loes Swaenepoel hun afstudeerproject Stil(l) op Theater Aan Zee, waar hun voorstelling deel was van de jaarlijks terugkerende opzet om jong werk in de kijker te zetten. Ook op de tweede editie van Love at First Sight, het Antwerpse theaterfestival voor nieuwe makers, tekenden de KASK-studenten present. Hoewel het label ‘jonge maker’ niet altijd eerbiedwaardig is voor de makers in kwestie, weerklinkt aan het begin van Stil(l) – bijna als een poëticaal statement – uit de speakers: “Hold on, though we may be too young to know this ride we’re on”. Swaenepoel en Taveirne maken van de jeugdige onschuld een waarmerk.