© Fred Debrock

Leestijd 7 — 10 minuten

Riten – Lien Thys & Tim Bogaerts

J’accuse… moi-même  

Twee theatermakers hebben het zitten: hun voorstelling is als aanstootgevend bestempeld en nu worden ze op het matje geroepen. Lien Thys en Tim Bogaerts kruipen in hun tweede adaptatie van een Ingmar Bergman-film in de huid van de beklaagden. In ‘Riten’ brengen ze hun aantrekkelijke fysieke speelstijl terug, maar de nochtans urgente thema’s die ze behandelen voelen te weinig uitgediept.

‘Wij hadden het verlangen om iets uitzonderlijks te doen.’ Zo begint, enigszins aarzelend nog, de zelfverdediging van de twee theatermakers die in Riten terechtstaan. Net zoals voor Na de repetitie, hun sprankelende debuut dat in 2021 werd geselecteerd voor #nieuwjong op het TheaterFestival, baseerden Lien Thys en Tim Bogaerts zich voor deze nieuwe voorstelling op een film van Ingmar Bergman. In de in 1969 voor het eerst uitgezonden televisiefilm Riten volgt zijn lens een rechter die moet oordelen over drie rondtrekkende acteurs, die in een onbenoemd land de goede zeden zouden hebben aangetast met de opvoering van een theatraal en seksueel getint ritueel. Wederom is de film van Bergman niet meer geweest dan een thematische inspiratiebron voor Thys en Bogaerts. Ze hebben het verhaal en de kenmerkende Bergman-speelstijl grondig naar hun hand gezet om die meer aansluiting te doen vinden bij deze tijd. 

Het publiek neemt, zet zoals in Na de repetitie trouwens, plaats op het podium, terwijl Thys en Bogaerts spelen tussen zaal en bühne. Waar de toeschouwers bij die eerste voorstelling nog op een rechte lijn zaten, zijn we bij Riten in een U-vormige constellatie van tribunes geplaatst die een halfopen speelveld creëert. Het heeft iets weg van een rechtszaal, waardoor je als kijker in de rol van jurylid wordt geduwd. Het pleidooi van de beschuldigden is aan ons gericht, de stoeierige provocatie – uitgelokt door sensuele gestes en wulpse blikken – net zozeer. In lijn met de memorabele zelfverdedigingen van #metoo-beklaagden spelen ze alle conventies uit van wat intussen misschien wel een genre is geworden: het schuldbewustzijn, de weigering om verantwoordelijkheid op te nemen, de verklaring een veranderd mens te zijn… Zichzelf verdedigen is balanceren op een gevaarlijk slap koord tussen voldoende schuld bekennen en voldoende onschuld in stand houden. Het is dat spanningsveld dat deze Riten interessant maakt. In hoeverre menen deze personages wat ze doen en zeggen? Ze blijven immers acteurs, die zich achter hun rol kunnen verstoppen. 

Veel meer dan dat ze acteurs zijn kom je over hen niet te weten. Waarom ze in staat van beschuldiging worden gesteld en door wie blijft onuitgesproken. Het is gissen of hun terechtstelling überhaupt terecht is. Misschien is de provocatie er zelfs nooit geweest. Het heeft er alle schijn van dat de aanklacht een fantasie is die de twee personages voor zichzelf hebben gecreëerd – een beetje zoals Thys en Bogaerts in Na de repetitie twee acteurs speelden die al fantaserend een seksuele relatie simuleerden, eerder dan die echt te beleven. Het idee van provocatie vinden ze klaarblijkelijk spannender dan het werkelijk uitvoeren daarvan. Onder het motto dat slechte reclame niet bestaat tonen ze een vurig verlangen om verhoord – en zo ook gehoord – te worden; om iets memorabels te kunnen doen in een tijd waarin de grenzen van het schokeffect zo verschoven zijn dat nog maar weinig werkelijk choqueert. ‘Wij willen een bekentenis met betekenis doen’, klinkt het hoopvol. Wat ze dan precies te zeggen hebben, en waarmee ze überhaupt nog zouden kunnen schofferen, doet er dan eigenlijk niet toe. Meer nog: er heerst onder het duo zelfs een zekere schroom om wérkelijk iemand te beledigen. Het meest aanstootgevende is misschien nog dit: het plezier dat de twee personages vinden in hun verdediging. Daarmee kruipen ze niet in de traditionele dader-als-slachtofferrol, maar houden ze de eer aan zichzelf.

In hun poëtische verdediging beschrijven de acteurs zichzelf als ‘half mens, half vogel’. Wanneer de aversie jegens hun schandaalperformance omslaat in haat, slaan de provocateurs dan ook op de vlucht – of dat beelden ze zich in. Ook hier trekt de lijn van ‘spelen in plaats van beleven’ zich door. De omschrijving van die vlucht, inclusief stoere Ducati, een ronkende motor en naar benzine geurende vingers, is al genoeg om hen tijdelijk écht iets te doen voelen. De paniek gaat gepaard met opwinding en exaltatie, allemaal binnen de veilige grenzen van de getheatraliseerde verbeelding. Het spel wordt vanaf dat moment steeds fysieker, driftiger en dierlijker. 

Er is de wil om tegen schenen te schoppen, maar ook de onwil en vooral de angst om daar vervolgens volledig achter te staan. In de verbeelding is alles consequentieloos, daarbuiten niet zozeer.

Een sterke ingreep is de keuze van Thys en Bogaerts om het acteursduo voor het overgrote deel van de voorstelling in koor te doen spreken, als een monoloog verklankt door twee stemmen die op één lijn zitten. Het doet denken aan de bloeiperiode van theatercollectieven als Maatschappij Discordia, tg STAN en Cie. de KOE – onlangs nog begeesterd beschreven in het boek de collectieven. een unieke theatergeschiedenis – waarin alle leden van de groep inspraak hebben in alle domeinen, waardoor de artistieke verantwoordelijkheid voor de voorstelling door elk van hen gedragen wordt en niemand zich achter een gelimiteerde bijdrage kan verstoppen. Want dat is uiteindelijk de vraag die hier wordt gesteld: wie draagt de verantwoordelijkheid voor de provocatie? De twee acteurs vinden de aanval spannend, raken er zelfs opgewonden van, maar schuiven hun auteurschap uiteindelijk toch weer door naar het ‘ritueel’ dat ze opvoeren – een retorische strategie om de ‘schuld’ te depersonaliseren. Er is de wil om tegen schenen te schoppen, maar ook de onwil en vooral de angst om daar vervolgens volledig achter te staan. In de verbeelding is alles consequentieloos, daarbuiten niet zozeer.

De eenstemmigheid – hoewel lang volgehouden – kan natuurlijk niet blijven duren. Korte, vluchtige momenten van voorzichtige frictie of instabiliteit kondigen een schisma aan. Terwijl Bergman in zijn film het externe personage van de rechter nodig heeft om de drie groepsleden tegen elkaar op te zetten, laten Thys en Bogaerts de frictie van binnenuit ontstaan. Wanneer de provocatie en de vlucht erop zitten en de storm is gaan liggen, doet de verveling haar intrede. Dan groeien de eerdere barstjes uit tot een breuk. De monologische stem begint te trillen tot er plots twee duidelijk te onderscheiden timbres weerklinken. Omdat er hier voor het eerst een dialoog ontstaat, meningsverschil incluis, krijgt Riten plots een welkome vaart én lijkt er voor het eerst werkelijk iets op het spel te staan. Het conflict: hij vindt dat zij ‘stil’ is geworden, dat ze niet meer tegendraads durft te zijn en daarmee een soort positieloosheid belichaamt. Lang duurt het geschil echter niet: zij kaatst de bal terug met letterlijk dezelfde tekst, en zo vinden ze elkaar weer. De dialoog slaat wederom om in een monoloog. 

De thematiek die Riten behandelt is boeiend en urgent. Provocatie als stijlmiddel, gedeeld makerschap en artistieke verantwoordelijkheid zijn hot topics, en net daarom is het zo jammer dat Thys en Bogaerts ze niet wat verder ontleden. Hoewel ze het clichébeeld van de provocateur als standvastige uitdager vlot onderuithalen – schofferen is in de optiek van Thys en Bogaerts een complex proces waarbij durven en twijfelen elkaar afwisselen –, blijft de ambiguïteit die de voorstelling uitdraagt iets te veel in vrijblijvendheid hangen. Omdat nooit duidelijk wordt wat de provocatieve daad is geweest (als die er al is geweest), komt de zoektocht naar wat wel nog op verontwaardiging kan rekenen bijvoorbeeld niet aan bod. Het is nochtans die piste die de connectie met Bergman boeiend maakt. De tijden van toen zijn niet meer die van nu; de houten voorbindpenissen en blote borsten die de Zweedse cineast destijds op televisie toonde zijn (zeker in het theater) al lang niet meer ‘op het randje’. En wat is bijvoorbeeld de rol van de doorgedreven polarisering? Is het überhaupt nog wenselijk om als kunstenaar te choqueren, en verlangt een publiek nog wel naar dat type ervaring? Het zijn allemaal vragen die de makers laten liggen. Terwijl Thys en Bogaerts met hun knetterende samenspel, waarin ze het publiek en elkaar voortdurend willen uitdagen, en hun cirkeldramaturgie van unisono naar stereo en weer terug je betrokkenheid niet doen verslappen, laten ze je als kijker inhoudelijk op je honger zitten. De uitdaging van het publiek wordt louter benoemd, maar als toeschouwer ervaar je die helaas niet – noch moreel, noch intellectueel.

JE LEEST ONZE ARTIKELS GRATIS OMDAT WE GELOVEN IN VRIJE, KWALITATIEVE, INCLUSIEVE KUNSTKRITIEK. ALS WE DAT WILLEN BLIJVEN BIEDEN IN DE TOEKOMST, HEBBEN WE OOK JOUW STEUN NODIG! Steun Etcetera.

recensie
Leestijd 7 — 10 minuten

#170

15.12.2022

14.03.2023

Jens Dewulf

Jens Dewulf is theater- en filmwetenschapper en neerlandicus van opleiding. Hij werkt momenteel als verantwoordelijke communicatie, planning en productie voor theatergezelschap DE HOE.

 

NIEUWSBRIEF

Elke dag geven wij het beste van onszelf voor steengoede podiumkunstkritiek.

Wil jij die rechtstreeks in je mailbox ontvangen? Schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief!