
No One’s Gonna Love You Like Me – Steven Prengels / laGeste
Een gemeenschap in beweging
Johan Wambacq
© Koen Broos
Eigenlijk is het een wonder dat DE HOE zich nu pas verdiept in John Cassavetes’ Opening Night. De film uit 1977 bundelt heel wat van het onderzoek dat DE HOE de afgelopen jaren voerde, resulterend in voorstellingen over genderverhoudingen (sekse(n)) of generatieverschillen (Analoog), met daaronder natuurlijk, als rotsvast fundament, de eeuwige zoektocht naar de ‘opening’ – het moment van twijfel op de drempel tussen spelen en zijn. Nieuw voor DE HOE is de schaalvergroting: de sprong naar de grote zaal, een ruime cast, het grote gebaar. Een stap die de compagnie overtuigend zet, zonder zichzelf te verliezen.
Cassavetes’ Opening Night is op zich al een spiegelpaleis. De film omvat het maakproces van een toneelstuk in aanloop naar de première: de acteurs (onder meer Gena Rowlands en Cassavetes zelf) spelen acteurs (de ster Myrtle Gordon en haar ex Maurice Aarons) die in het stuk nog steeds geliefden zijn. Na een dramatisch incident (dat in de versie van DE HOE volledig verdwenen is) valt Myrtle in een existentiële crisis omtrent haar leeftijd en vrouwelijkheid, en wordt ze geconfronteerd met haar onvermogen om nog langer te ‘spelen’. Van dit play-in-a-film maakt DE HOE nu een toneelstuk over een film over een toneelstuk, en het doorspekt dit ‘eigen’ toneelstuk met zowel live opnames als vooropgenomen filmscènes. Twee lagen worden er dus vier, en het voordoek dat de bühne afscheidt van de zaal zal doek na doek openschuiven, in een poging om alle laagjes af te pellen. Een naar goede gewoonte hopeloze poging, want in de ‘kern’ van dit stuk is niets te vinden – het spel van het afpellen is de essentie.
Terwijl het publiek plaatsneemt kijkt het al in het labyrinth van betekenislagen: op het voordoek wordt een sleutelscene uit Cassavetes’ film in een loop vermengd met live camerabeelden achter het doek, waar de DE HOE-spelers zitten te wachten. De Cassevetes-scene is die waarin Myrtle aan de hotelkamerdeur van Maurice verschijnt met twee vragen. De eerste vraag is die naar liefde (‘Do you love me?’), de tweede is de vraag om van hun première iets ‘echts’ te maken – to find something human in it. De twee vragen vormen de twee poten waarop DE HOEs Opening Night steunt, en het zijn zoals vaak twee begrippen die hun ontkenning in zich dragen: deze Opening Night zal gaan over love and the lack of it, en ook over spelen en zijn (vermeende) tegendeel: zijn, voelen. Dat allemaal, voor de eerste keer, in verhouding tot ‘grote’ schaal: hoe werkt dat, authenticiteit, intimiteit, op een grote bühne, omringd door een grote groep cast- en crewleden, gezeten voor een publiek van 500 man?
“Leven we pas ‘echt’ als we performen of juist als we niet performen?”
Wanneer de over the top aankondigingsletters zijn verdwenen (DE HOE SPEELT OPENING NIGHT!) verschijnt de cast voor het doek: naast oude getrouwen Natali Broods, Peter Van den Eede, Greg Timmermans en Willem de Wolf een jonge cast bestaande uit Mitch Van Landeghem, Carine van Bruggen en Lien Thys (die Laurence Roofthooft/Ans Van den Eede vervangt). Er ligt een rode loper, er zijn glitters en opzwepende muziek, it’s shoooooowtime! DE HOE doet het dit keer anders, belooft het, het gaat voor het grote gebaar, voor het theatertheater – en welk onderwerp leent zich beter tot het beproeven van die Grote Emoties dan de liefde? Geen Cassavetes zullen ze spelen, maar een opeenvolging van liefdesscènes, waarin ze hopen de ware aard van de liefde bloot te leggen. Dat er tussen de personae van de acteurs (die met eigen naam worden aangesproken, maar uiteraard zichzelf spelen) on- en offstage dezelfde dubbele liefdesverhoudingen bestaan als in Cassavetes’ Opening Night, compliceert uiteraard hun zoektocht. Greg is verliefd op Natali, Mitch kan zijn passie voor Lien niet bedwingen, die op haar beurt Greg begeert. En dan is er nog de broeierige verhouding tussen Carine en haar oud-docent Willem.
In vooraf opgenomen beelden, die de ‘aanloop’ van deze productie registreren, zien we hoe er nog een klein probleempje is. Net zoals Myrtle Gordon verklaart Peter Van den Eede in aanloop van het repetitieproces dat hij nog langer weigert om tekst te studeren. Hij wil gewoon ‘op zijn’, op een authentieke manier, en zich niet langer laten scripten door tekst. Hij wil improviseren, zodat alles wat wordt gezegd voor de eerste keer wordt gezegd. Elke night zou opening night moeten zijn, de avond waarop alles voor het eerst gebeurt. Dat veroorzaakt vooral bij zijn kompanen Willem en Natali grote ongerustheid en woede – niet alleen zien ze de opening night van hun Opening Night in gevaar komen, fundamenteler is dat Van den Eede voor hen hiermee het wezen van toneel schendt: theater bestaat uit een serie afspraken, een kader waaraan ieder zich te houden heeft, en waarbinnen juist dan vrijheid kan worden gevonden. Zonder kader: geen vrijheid, geen toneel. Willem: ‘Zonder tekst hou ik op te bestaan.’ Maakt het kader waarachtigheid mogelijk, of staat het waarachtigheid juist in de weg?
Het is de oervraag bij DE HOE en ze wordt hier, opnieuw, op een ongelooflijk intelligente manier op de spits gedreven. Is het spelen, en bij uitbreiding het leven, een set geconstrueerde afspraken, en ligt de waarachtigheid van het ‘voelen’, van liefde bijvoorbeeld, in de herhaling van die afspraken? Of bestaat er zoiets als ‘echte’ liefde die niet bestaat uit het performen van die liefde? Leven we pas ‘echt’ als we performen of juist als we niet performen? Zijn onze ‘eerste keren’ ‘echter’ dan de herhalingen ervan? (Over DE HOE schrijven vergt nogal wat aanhalingstekens.) En hoeveel waarachtigheid, intimiteit is er überhaupt mogelijk onder het oog van een camera, van een publiek? In een hilarische scène probeert Greg (die Natali ook ‘echt’ bemint) een liefdesscène met haar te spelen, maar de rest van de cast verdringt zich samen met de cameraman om het koppel, de telefoons in de aanslag, om geen moment van deze intimiteit ongezien te laten – en dan kijken wij vanuit de zaal ook nog eens mee.
Het is niet zomaar een poëticaal conflict, overigens. Willem, die door zijn collega’s steeds wordt weggelachen omdat hij in alles de politieke lading ziet, heeft natuurlijk een punt. Het verschil tussen het kijken naar de wereld als een script en het kijken naar de wereld als een non-scripted amalgaam aan onvoorziene gebeurtenissen ligt in de agency die je over die wereld hebt: de oud-marxist Willem wil de wereld nog steeds veranderen, en een gescripte wereld kan natuurlijk herschreven worden – verbeterd. De idee dat het leven bestaat uit narratieven (en er dus geen ‘echtheid’ bestaat) is niet nihilistisch, integendeel: het is juist zeer constructief. Wanneer iets geconstrueerd is kan het ook gedeconstrueerd worden, en opnieuw opgebouwd. Geloven in narratieve scripts betekent geloven in een realiteit die niet per se hoeft te zijn wat ze is – en ja, dat is een diep politieke overtuiging.
Voor het eerst valt me ook op hoe essentieel de lichamen zijn die in Opening Night spreken – en hoe belangrijk het is welke lichamen welke woorden spreken. Het theater van DE HOE wordt vaak gezien als intellectueel of cerebraal, maar wanneer Peter Van den Eede zegt ‘Ik ben zoals ik het formuleer’ – de kortste programmaverklaring ever van DE HOE – dan begrijp ik plots hoe fysiek die uitspraak is, en hoe belangrijk het is dat precies dit lichaam iets formuleert: het lichaam van een ouder wordende, witte man met een lange staat van dienst. In die zin opent zich nog een tweede conflictlijn doorheen Opening Night: dat van de generaties. Hoe lijnrecht de poëticale opvattingen van Peter en Willem (zogezegd) ook tegenover elkaar staan, op een andere as plaatsen ze zich (samen met Broods) tegenover jonge spelers als Van Landeghem en van Bruggen. Misschien is dat een thematische lijn die meer kracht had kunnen krijgen: de liefdesverhoudingen tussen de oudere Lien en de jongere Mitch, of die tussen de docent Willem en zijn ex-leerling Carine, zijn niet vrij van statusverschil en dus van machtsverschil – en dus van politiek. Die lading komt maar weinig uit de verf. Van op een afstandje bezien krijgt de ‘oudere generatie’ in deze Opening Night nog steeds zeer veel spreektijd en spotlight.
De laatste tien jaar thematiseerden Broods, De Wolf en Van den Eede in meerdere voorstellingen hun nakende ‘afgang’, hun ouder worden als speler en de noodzaak om plaats te ruimen. Een prachtig en zinvol zelfonderzoek dat hun tot eer strekt en uniek, té uniek is binnen de podiumkunstenwereld. In deze eerste grote zaal-spektakel voorstelling van DE HOE lijkt het echter, kijkend naar het gewicht van de rolverdeling, bij een oefening voor dit afgaan te blijven. Geen erg, ik ben er gerust in. Deze generatie zal blijven pogen zichzelf weg te spelen. En oefening baart uiteindelijk kunst. Dat weet DE HOE als geen ander.
KRIJG JE GRAAG ONS PAPIEREN MAGAZINE IN JOUW BRIEVENBUS? NEEM DAN EEN ABONNEMENT.
REGELMATIG ONZE NIEUWSTE ARTIKELS IN JOUW INBOX?
SCHRIJF JE IN OP ONZE NIEUWSBRIEF.
JE LEEST ONZE ARTIKELS GRATIS OMDAT WE GELOVEN IN VRIJE, KWALITATIEVE, INCLUSIEVE KUNSTKRITIEK. ALS WE DAT WILLEN BLIJVEN BIEDEN IN DE TOEKOMST, HEBBEN WE OOK JOUW STEUN NODIG! Steun Etcetera.