© Mirella Weingarten

Leestijd 5 — 8 minuten

Figurine – Lieselot De Wilde

Een web van kaders

Dat sopraan Lieselot De Wilde niet binnen de lijnen blijft van een ‘klassieke’ zangcarrière wisten we al – tien jaar geleden zagen we haar in een klein gemeenschapscentrum vertederend banjo spelen aan de zijde van theatermaker Pieter De Buysser, in de onvolprezen filosofische theaterfabel De ongelofelijke veranderingen van Meneer Afzal (over zijn glazen been wordt niet gesproken). Met Figurine treedt ze nu voor het eerst zelf op de voorgrond als theatermaker en performer.

De Wilde lijkt in deze solocreatie haar artistieke ontbolstering zelf vorm te geven, waarbij het zwaartepunt ligt op de kwestie van de vrouwelijkheid: hoe kan ze – als vrouw – tot creëren komen? Hoe zal de buitenwereld naar haar – als vrouw – kijken en hoe doet ze dat zelf? Persoonlijk, intieme vragen zijn dat, die in Figurine gelukkig op een niet-anekdotische manier vorm krijgen.

In de prachtige scenografie van Mirella Weingarten moet De Wilde zich grofweg tot drie dringen verhouden: een rechthoekig houten blok, bestaande uit opeengestapelde balken die afzonderlijk scharnieren en ronddraaien, een spiegelend speelvlak en bassist en geluidsontwerper Brecht Beuselinck, die achter het publiek in de schaduw heeft postgevat. O ja, en dat publiek zelf natuurlijk, dat rondom De Wildes bühne zit en haar dus vanuit elk perspectief kan bekijken. Op zich is het object van Weingarten al de moeite van het kijken waard: wat een mooi ding is dat toch, die houten muur waar De Wilde vermoeid tegenaan hangt, terwijl de reflecterende bühne onder haar voeten zorgt voor feeërieke schaduwen op de muren (lichtontwerp is van Jannes Dierynck). Deze ‘figuur’, sober in het zwart als de expliciete negatie van een ‘personage’, brengt de muur langzaam aan het draaien. Met haar voorhoofd leunt De Wilde tegen de muur aan, daarna met haar kin, de ogen gesloten, alsof het inzetten van de beweging onbewust gebeurt, buiten haar wil om.

“Figurine is een spannend, live gevecht met een object – je zou Figurine gerust een circusvoorstelling kunnen noemen – als de materiële veruiterlijking van zowel innerlijke twijfels als maatschappelijke context, die hoogstwaarschijnlijk verinnerlijkt werd.”

De tokkelende pizzicati waarmee Beuselinck intussen zachtjes heeft aangevat, worden gaandeweg aangedikt door geluidssamples waarin een zelfverzekerde mannenstem een gefragmenteerd lesje in kunstgeschiedenis lijkt te geven: here we can see… color… shape… tone… a woman…  Achteraf blijken het tutorials te zijn voor make-up uit de jaren 1950. De inzet is gelijkaardig: het beeld van de (ideale) vrouw door de filter van de male gaze. Ook de titel die De Wilde koos is in die zin te begrijpen: een figurine is zowel een onnozel klein beeldje – een postuurke, zouden we in Vlaanderen zeggen – als een idool, een afgodsbeeld. Banaal of divien, beide zijn eeuwenlang onveranderlijk in een door mannen voorgeschreven mal gegoten.

Intussen is De Wilde langzaam ontwaakt en neemt ze het heft in handen. Door actief te duwen laat ze nu zelf de muur ronddraaien, steeds sneller, maar ironisch genoeg geraakt ze er niet voorbij – hoe hard ze ook rent, de houten constructie blijft halsstarrig voor haar neus staan, terwijl zij er achteraan loopt, of erdoor wordt achtervolgd. Bovendien blijkt het obstakel complexer dan gedacht, wanneer de muur plots open scharniert in een waaier aan roterende balken. Kon ze over het spreekwoordelijke  muurtje à la limite nog klimmen, dan vouwt zich nu voor haar een web van kaders open, die draaien en verschuiven, en waartussen het voorzichtig manoeuvreren is.

Zingend zoekt ze zich dus een weg in het doolhof van balken, waarbij ze nu eens woedend een stevige draai geeft aan de kaders die haar insluiten, en op een ander moment willoos door hen wordt meegenomen. Soms past ze net tussen twee balken, soms vindt ze even een schuilplaats, steeds weer moet ze bukken en ontwijken. Het is een spannend, live gevecht met een object – je zou Figurine gerust een circusvoorstelling kunnen noemen – als de materiële veruiterlijking van zowel innerlijke twijfels als maatschappelijke context, die hoogstwaarschijnlijk verinnerlijkt werd. Op een gegeven moment laat De Wilde haar weerstand even voor wat ze is, om te knielen op de bühne en zichzelf als een Narcissus in de ogen te kijken. Dat is een kwetsbaar gebaar. Wie ben ik? Waar zit mijn eigen ego me in de weg? More questions, oreert de mannenstem.

‘Zingen’ gaat bij De Wilde zelden om het lyrische repertoire, en ook in Figurine zijn het de stemexperimenten en de klankassociaties die de overhand nemen. Muzikale inspiratie haalde ze bij de twaalfde-eeuwse mystica Hildegard von Bingen, die met haar Ordo Virtutum een muzikale allegorie componeerde waarin de ziel door de duivel wordt verlokt – en waarbij de duivel niet zingt, maar grunt, zoals ook de Wilde bij momenten doet. De relatie met de bas evolueert trouwens op dezelfde manier als die met het object: van volgend naar leidend. Waar De Wilde aanvankelijk speels de bas imiteert met haar stem, raken de rollen gaandeweg omgedraaid, en naar het einde toe is het Beuselinck die De Wildes klanken volgt. De sopraan, traditioneel de meest ‘vrouwelijke’ van de zangstemmen, laat zich door de meest viriele van haar tegenstemmen niet langer de les lezen – ook aan dat stukje geijkte kunstgeschiedenis mag weleens gemorreld worden.

Naar het einde toe bouwt De Wilde uit de openwaaierende balken voor zichzelf een trap, een showtrap zeg maar, die ze aarzelend bestijgt. Daar zit ze dan, een beetje verloren, op de bovenste trede. Wat nu? Het is ook de vraag van de voorstelling zelf: hoe nu verder, na het in beeld brengen van dit emancipatorische proces? Je verlangt als toeschouwer naar een bekrachtiging daarvan, naar een wild en bevrijdend gebaar, maar De Wilde kiest voor de cirkelstructuur, door muzikaal en beeldend terug te keren naar de (licht gewijzigde) uitgangspositie. Kwam het allemaal goed of is het idool terug gezonken in de status quo? Of is Figurine gewoon een persoonlijke, eerlijke stand van zaken? Misschien was het creëren van een hybride, muzikale en beeldende circusvoorstelling al even zot genoeg voor een klassieke sopraan – een vrouw – die nooit eerder echt solo haar lichaam op het spel zette? Fair deal, maar dan hoop ik stiekem op een nog zotter, nog radicaler vervolg.

JE LEEST ONZE ARTIKELS GRATIS OMDAT WE GELOVEN IN VRIJE, KWALITATIEVE, INCLUSIEVE KUNSTKRITIEK. ALS WE DAT WILLEN BLIJVEN BIEDEN IN DE TOEKOMST, HEBBEN WE OOK JOUW STEUN NODIG! Steun Etcetera.

recensie
Leestijd 5 — 8 minuten

#172

01.06.2023

14.09.2023

Evelyne Coussens

Evelyne Coussens is freelance cultuurjournalist voor De Morgen en verschillende cultuurmedia, waaronder Ons Erfdeel, rekto:verso en Staalkaart. Ze is lid van de grote redactie van Etcetera.

NIEUWSBRIEF

Elke dag geven wij het beste van onszelf voor steengoede podiumkunstkritiek.

Wil jij die rechtstreeks in je mailbox ontvangen? Schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief!