Chroniques – Gabriela Carrizo / Peeping Tom & KVS
Nickelodeon in de mancave
Amber Maes
© Isabelle la Poutré
Met BEYOND brengt choreograaf Piet Van Dycke zes circusperformers met een verschillende specialisatie samen om ‘voorbij’ hun comfortzone te gaan − waar ze elkaar vinden, én het publiek. De context op het Oerol-eiland Terschelling brengt bovendien een stroom aan verbeeldingsrijke associaties op gang.
Van Dycke zet de voorstelling in als een dansproductie, sterk refererend aan het Rosas-idioom: de zes performers (Helena Berger, Aurora Mesropyan, Josse Roger, Daniele Ippolito, Marylou Aupic en Van Dycke zelf) treden elkaar tegemoet met onderzoekende, gestileerde frases, alsof ze voorzichtig kennismaken aan de vooravond van een lange, gezamenlijke reis. Ze staan op een besloten plek aan de noordzijde van het eiland Terschelling, op een rechthoekig platform dat wordt omzoomd door stalen ladders en waarop een nog een tweede, kleiner verhoog te vinden is. Van bij het begin stuwt de nogal opdringerig aanwezige muziek (Bastian Benjamin) de actie aan met een epische puls, en met het eerste object dat verschijnt − een gebogen stalen ladder die diende als hoekstuk van de bühne − maakt BEYOND de omschakeling van dans- naar circusvoorstelling.
“Het is mooi hoe de spelers de bewegingen van de heen en weer schommelende ladder overnemen met hun lichamen, alsof niet zij het ding aansturen, maar het hen bepaalt, hun lichamen beheerst.”
Die ladder! Een schijnbaar banaal object, maar door de manier waarop de performers hem manipuleren − door erop te staan, ermee te schommelen, erdoorheen te kruipen… − gaat er een waaier aan betekenissen open. We zien het onderstel van een schommelpaard, een boog, een brug, maar ook (wellicht geïnspireerd door het eiland): een wervelwind, een draaikolk, een schip op de baren. Het is mooi hoe de spelers de bewegingen van de heen en weer schommelende ladder overnemen met hun lichamen, alsof niet zij het ding aansturen, maar het hen bepaalt, hun lichamen beheerst. De eerste gebogen ladder krijgt gezelschap van een tweede en een derde, waardoor de afscheiding tussen speelvlak en publiek afbrokkelt. Daarnaast slaan de performers met de gebogen ladders ook letterlijk bruggen naar de vier tribunes om het speelvlak heen. Met drie ladders in het spel valt de groep uiteen in koppels die synchroon met hun ladder dansen, zodat het beeld ontstaat van een zee vol aanrollende golven.
“Contact kan gewenst zijn, maar ook bedreigend. De brug naar de ander is een kans, maar ook een risico.”
Het tempo ligt hoog, de muziek gaat onvermoeibaar door en maakt zo de ‘open doekjes’ onmogelijk die normaal gesproken na elke circusact opwellen. Maar dit is geen opeenvolging van trucs, dit is een uitgekiende choreografie, waarbij Van Dycke bewust opbouwt naar een climax. Het volgende element dat wordt geïntroduceerd is zowaar een rechte ladder − we zijn bijna gechoqueerd door zijn strenge, onverbiddelijke vorm − en opnieuw verdwijnt een van de zijden van de afscheiding met het publiek. De rechte ladder opent een aantal acrobatische mogelijkheden maar misschien belangrijker nog: een aantal betekenissen. Want wat is een ladder? Een verbindingsstuk tussen twee punten, een rechtgetrokken brug, een toren waarop je hoog kan klimmen (en diep kan vallen), een wip waarop je kan rijzen en dalen tussen hoog en laag. Opnieuw zijn de ladders zoveel meer dan ladders. Ze brengen plezier maar ook gevaar met zich mee.Gevaar voor performers en publiek, want hoog balancerend boven de tribunes dreigen ze het aloude contract met de toeschouwer (‘In het theater zal jou niets overkomen’) te breken. Contact kan gewenst zijn, maar ook bedreigend. De brug naar de ander is een kans, maar ook een risico.
Dat risico komt tot een hoogtepunt wanneer de ladders − het zijn er intussen zes − verticaal worden vastgezet op het kleinere platform. Een stoere uitkijktoren transformeert in de zich teder openplooiende blaadjes van een bloem. Wanneer het platform ten slotte ook een draaischijf blijkt te zijn, maken de land- en zeemetaforen plaats voor verbeelding rond zweven en vliegen. Nu komt er ruimte voor trapezewerk, waarbij de lichamen van de performers snel worden rondgezwierd alsof ze vasthangen aan de linten van een draaimolen.
Wat BEYOND zo mooi maakt, naast de doordachte dramaturgische opbouw en het indrukwekkende acrobatische werk, is het samenspel van de performers zelf én hun zorgzame aandacht voor het publiek. Van Dycke herhaalt elke geste met de ladders in een variant met de lichamen: de performers zijn zélf ladders, bruggen, torens en vleugels − voor elkaar. Ze stutten elkaar, houden elkaar in evenwicht, dragen elkaar en betrekken in dat spel ook meermaals het publiek − nu eens plagerig, dan uitnodigend. Noem ons romantisch, maar in de grootse constructie van ladders en lichamen lijken we aan het eind van BEYOND zelfs Gericaults Vlot van de Medusa te zien (1818), waarin de overlevenden van een schipbreuk elkaar met moeite aan boord houden, te midden een woeste zee. Van Dycke en de performers van Circumstances beproeven in BEYOND alle, werkelijk àlle mogelijkheden van hun objecten, van hun lichamen en daarmee ook van mijn verbeelding.
KRIJG JE GRAAG ONS PAPIEREN MAGAZINE IN JOUW BRIEVENBUS? NEEM DAN EEN ABONNEMENT.
REGELMATIG ONZE NIEUWSTE ARTIKELS IN JOUW INBOX?
SCHRIJF JE IN OP ONZE NIEUWSBRIEF.
JE LEEST ONZE ARTIKELS GRATIS OMDAT WE GELOVEN IN VRIJE, KWALITATIEVE, INCLUSIEVE KUNSTKRITIEK. ALS WE DAT WILLEN BLIJVEN BIEDEN IN DE TOEKOMST, HEBBEN WE OOK JOUW STEUN NODIG! Steun Etcetera.