#162
01.12.2020
—
14.03.2021
download pdf
bekijk op issuu
“Sweet is the lore which Nature brings; Our meddling intellect Mis-shapes the beauteous forms of things; – We murder to dissect.” William Wordsworth
Theatermaker Willy Thomas, eerder werkzaam bij de KVS, werd onlangs artistiek directeur van ’t Arsenaal in Mechelen. Met het vernieuwde ARSENAAL/LAZARUS heeft hij ambitieuze plannen voor de stad. Daarvoor roept hij de hulp in van de politiek en, belangrijker nog, de bewoners. ‘Dit project zal alleen bestaan dankzij de Mechelaars.’
Kent u die mop van de vakbond en de gedupeerden? Wel, een vakbond nodigde alle leden van oKo, dat de belangen van kunstorganisaties verdedigt, uit voor een gezamenlijk overleg na de subsidies-lag. Solidariteit, weet u wel. Welgeteld vijf mensen daagden op.
De recente subsidieronde van cultuurminister Sven Gatz (Open Vld) liet een heleboel organisaties in de kou staan. Een positieve beoordeling bleek geen garantie op structurele overheidssteun. Enkele tientallen organisaties met een goed rapport werden zonder pardon op droog zaad gezet. Maar ook organisaties die er volgens de minister stevig op vooruitgaan, hebben weinig redenen tot juichen. Vrijwel niemand kreeg het bedrag dat geadviseerd werd door de beoordelingscommissies. Veel spelers die al op hun tandvlees zaten, krijgen het nu nog moeilijk er om hun toekomstplannen waar te maken. Zeven organisaties verheffen hun stem.
De New Yorkse podiumkunsten die buiten het Broad way-circuit vallen, lijden onder een schrijnend gebrek aan financiering. Daarmee vergeleken is de situatie in Europa nog steeds pure luxe. De in New York gevestigde Larissa Velez-Jackson en haar gezelschap Yackez vertalen die pijnlijke economische situatie naar een heel eigen esthetiek. Die nodigt uit om kritisch te kijken naar de huidige opvattingen over de verhouding tussen artistieke productie, presentatie, consumptie en kritiek- en naar hun restmateriaal.
De Zwitser Milo Rau maakt ophef met een heel aparte vorm van ‘onderzoekstheater’. Daarbij deinst hij er niet voor terug historische gebeurtenissen zo letterlijk mogelijk na te spelen, of op radicale manieren te spelen met feitelijkheid, realiteit en representatie. We nemen hier drie strategieën onder de loep die Rau en zijn acteurs inzetten om samen met de kijker een toegang tot de werkelijkheid te forceren.
Het gaat choreograaf Jan Martens (32) voor de wind. Met zijn productiehuis GRIP is hij een van de weinige instromers bij de recente structurele subsidieronde. Hij is dit seizoen creative associate in deSingel en toert met het ambitieuze The Common People door binnen- en buitenland. Hoewel zijn performances vormelijk sterk uiteenlopen, hebben ze al zeker één ding gemeen: via intieme gestes en ontmoetingen de relatie tussen performer en publiek hertekenen.
Voor Kunstenfestivaldesarts 2016 nodigde scenograaf Jozef Wouters een gevarieerde schare kunstenaars uit om het traditionele, monumentale decordoek te herdenken. Het doel leek om de gesloten architectuur van de schouwburg en het dwingende karakter van de scène open te breken. De uitdaging van Infini 1-15 blijkt evenwel interessanter dan het resultaat.
De vluchtelingencrisis is al jaren een populair thema op onze podia. Toch opereert de vluchteling-kunstenaar zelf nog altijd in de marge. Andere impulsen en bevraging van eigen canon blijven zo achterwege. Hoe kan de kunstensector die noodzakelijke nieuwe stemmen een duurzame plek bieden?
De samenleving vormgeven en haar toekomst verbeelden: Michael De Cock (43) steekt zijn ambities als kersvers artistiek leider van de KVS niet onder stoelen of banken. Maar is dat wel de opdracht van een cultuurhuis? En hoe pak je zoiets aan in een complexe stad als Brussel én in een sector die steeds meer in onderlinge competitie dreigt te verzanden? ‘Brussel is de toekomst van de Europese kunsten.’
Op het Kunstenfestivaldesarts 2016 stelde de Japanse schrijver en regisseur Toshiki Okada Time’s Journey through a Room voor. Die voorstelling trekt de toeschouwer mee in een bijzondere, vertraagde tijdservaring. In het werk van Okada blijken verleden, heden en toekomst steeds innig verweven. Via die heterochronie probeert de theatermaker een antwoord te zoeken op de vraag wat het betekent om ‘nu’ te leven.
Is de klassieke institutionele kritiek passé? Heel wat kunstenaars nemen er vandaag geen genoegen meer mee om slechts wat kritische kanttekeningen te plaatsen bij de werking en machtsstructuren van kunstinstellingen. Steeds vaker proberen ze samen met die instellingen actief na te denken over hoe het anders zou kunnen. Toen het kunstencentrum Dampfcentrale uit Bern kunstenaar Nicolas Galeazzi uitnodigde om de eigen institutionele fundamenten te bevragen, zette die een experiment op rond het eeuwenoude model van de commons. Wat gebeurt als je dat naar een hedendaagse artistieke context vertaalt?
‘Het verhaal moet letterlijk zo begrepen worden als het beschreven is; ik ben trouwens nooit symbolisch.’ -Witold Gombrowicz
“Sweet is the lore which Nature brings; Our meddling intellect Mis-shapes the beauteous form of things:— We murder to dissect.” William Wordsworth
In May 2016, Japanese writer and director Toshiki Okada presented his latest production, Time’s Journey Through a Room, at the Kunstenfestivaldesarts in Brussels. It immerses the audience in an altered experience of time. In Okada’s theatre, past, present and future are interlaced. He experiments with heterochronic time in order to question what it means to live in the ‘now’.
Vive l’ Armée van Superamas begint zoals je dat verwacht van een Superamas-voorstelling: mooie vrouwen die over het podium paraderen tijdens een of ander ‘event’, dat overduidelijk enkel dient om de media beelden te leveren van een vrolijk en opwindend leventje vol volkomen voorspelbare ‘verrassingen’. De fantasie van een geslaagd publiek leven aan gene zijde van de realiteit. Vrouwen als exponent van dat onwaarschijnlijke, onzinnige, maar net daarom zo verleidelijke fantasma. Als je het kan filmen moet zo’n gewichtsloos leven ook ergens echt bestaan, niet? Dus valt het ook na te streven en te bereiken.
Bâtard is een festival waar beginnende makers en denkers een vrijplaats vinden voor hun jongste ideeën en creaties op het vlak van theater, film, dans en performance. Néstor García Díaz en Bryana Fritz sluiten de laatste avond van het festival af met een double bill. Wat deze twee jonge makers met elkaar verbindt, is hun opleiding aan de hedendaagse dansschool P.A.R.T.S., waar ze in respectievelijk 2012 en 2014 afstudeerden. Bovendien delen ze vanavond allebei het podium met een laptop. Hun performances opereren op het spanningsveld tussen mens en digitale media.
Zelden zoveel reactie gehoord op een voorstelling: bij de try-out, na de première, en zelfs de week erna midden op straat. Leave a comment van het Brusselse theatergezelschap Tristero bestaat uit live vertolkte Youtube-commentaren op de film La Haine van Mathieu Kassovitz uit 1995. Sommige toeschouwers vonden de conceptuele eenvoud van de uitvoering schitterend, anderen bleven op hun honger bij zoveel minimalisme.
“Cuckoo” staat in de gelijknamige voorstelling van de Zuid-Koreaanse theatermaker Jaha Koo niet voor de vogelsoort, maar wel voor een Zuid-Koreaans merk dat bekend is om zijn rijstkokers. Een kwartet van deze huishoudtoestellen, omnipresent in Japanse en Zuid-Koreaanse keukens, speelt de hoofdrol.
De stoelen vliegen in het rond in Café Müller. Het is een van de bekendste scènes van Pina Bausch’ gelijknamige choreografie uit 1978. Drie jaar na de heropvoering van deze succesvoorstelling van Tanztheater Wuppertal in de Antwerpse kunsttempel deSingel, toont het Nederlandse theatercollectief De Warme Winkel er nog eens het integrale stuk.
‘Vereenzaamde man pas acht maanden na overlijden gevonden’ luidt een krantenkop op 19 oktober in De Standaard. Diezelfde avond zit ik in Florian Fischers NTGent-debuut Kroniek of een man ligt dood in zijn appartement sinds 28 maanden. De actualiteit lijkt de fictie te hebben ingehaald. Ze zijn talrijker dan we denken: overledenen die maanden in vergetelheid verwijlen. Hun rekeningen worden doorbetaald, hun post geleverd, hun sociale mediaprofielen leven voort. De jonge Duitse regisseur Fischer neemt dit thema onder handen samen met twee vaste acteurs uit het NTGent-ensemble, Bert Luppes en Oscar Van Rompay, en danseres-choreografe Charlotte Vanden Eynde.
The non-Broadway performing arts scene in New York is characterized by a painful lack of funding that almost makes the situation in Europe seem luxurious. In the work of the New York based Larissa Velez-Jackson and her group “Yackez”, this economic condition becomes an aesthetic that prompts a reconsideration of some contemporary assumptions regarding the relations of artistic production, presentation, consumption and critique – as well as their residual material.
Een stuk dat Operville heet, dat moet wel over opera gaan. Maar de ‘Wild West’ klinkt er ook in na. Het lijkt op een toponiem als ‘Nuggetville’, zo’n inderhaast tijdens de goldrush opgetrokken stadje, dat al lang tot een spookstad vervallen is. Een plek waar alleen toeristen nog komen, een plek van verwarde en vooral vervlogen dromen. Op die ene zonderling na die nog steeds hoopt en gelooft dat hij er een goudader zal aanboren. De gelijknamige voorstelling van Ivo Dimchev is zo’n plek. Alles is er nog, maar het spookt er.
Tijdens Love at First Sight, het kersverse theaterfestival dat midden september door een tijdelijke alliantie van de Arenberg, DE Studio, d e t h e a t e r m a k e r, Monty, Toneelhuis, Troubleyn / Jan Fabre en Zuidpool in de stijgers werd gezet, lieten KASK-alumni Simon De Winne, Timeau De Keyser en Hans Mortelmans van Tibaldus hun Yvonne, Prinses van Bourgondië op de wereld los.
BUY BUY ART verscheen op het moment dat de bespaarregering-Michel onder de noemer ‘het kerstakkoord’ aankondigde negen miljard euro vrij te maken voor bommenwerpers en ander oorlogstuig. Waar dat geld vandaag komt? Als nieuwjaarsboodschap verklaarde Bart De Wever enkele dagen later dat, wanneer het van hem afhangt, zijn regering alleen nog kan besparen in de sociale zekerheid. Voeg daar onderwijs, kunst en cultuur ook maar bij. Terwijl cultuurminister Gatz zijn bevolking in het ongewisse laat over de budgettering, spreken andere bewindvoerders klare taal.
Geef me je telefoon en ik zeg je wie je bent. Je zult je geloof afvallen en je land in de steek laten. Je zult je buur wantrouwen en je huwelijk almaar uitstellen. En in je nabije toekomst zie ik… gewoon veel ‘ik’ eigenlijk.
Hannah De Meyer studeerde in 2015 af als performer aan de Toneelacademie van Maastricht, en zat sindsdien niet stil. Nadat ze met haar geprezen afstudeerproject Solace de ARTES-Jong Theaterschrijfprijs in de wacht sleepte, creëerde ze in samenwerking met Frascati en Jesse Vandamme ÜBERDRAMATIK, een kwetsbare ode aan de leegte die ons overvalt, wanneer de dood plots het leven infiltreert. Of ook wel: “een multidisciplinaire soiree van de slapeloosheid.” Eenzelfde aandacht voor verlies ontvouwt zich in haar voorstelling Vast glowing empty page, zij het in een volledig ander jasje. Ditmaal geen ritualistische performance, maar een intiem en gestileerd familiedrama – verbeeld door Luca Szymkowiak en Daan Couzijn.
Naar aanleiding van het Jeroen Bosch-jaar zette LOD Muziektheater een opera over zijn werk op het getouw. De Portugese componist Vasco Mendonça schreef de muziek waarvoor Dimitri Verhulst het libretto leverde. De regie is in handen van Kris Verdonck. Uitgangspunt: een vakantieresort op Lampedusa als hedendaagse vorm voor de helse, surrealistische wereld van Bosch’ schilderijen. Op papier klinkt het als een intrigerende combinatie, maar op het podium pakt de saus niet.
Johan Simons ligt al even onder vuur, niet zozeer als regisseur maar als artistiek leider. In de State of the Union die criticus Wouter Hillaert enkele weken geleden uitsprak bij de opening van Het Theaterfestival, nam hij ’s mans schijnbaar astronomische loon en expansiedrift nog op de korrel. Simons combineert het artistiek leiderschap van NTGent en de Ruhrtriennale. In 2018 ruilt hij die toppositie bij het internationale festival voor het intendantschap van het Schauspielhaus Bochum. Zijn rol bij het grote fusieproject Theater Rotterdam werd door het opflakkerende protest een stuk kleiner dan gepland. En maar goed ook, teveel macht en middelen concentreren bij één speler blijkt zelden een gezonde zaak. Tussen neus en lippen door bazelt de verdediging nog iets over ‘peanuts’ en ‘monkeys’… Het meritocratische argument staat of valt natuurlijk met de kwaliteit van Simons’ artistieke werk. Is het nog zo goed als de aficionados beweren?