#168
15.05.2022
—
14.09.2022
Op 27 maart opende in het Kasteel van Gaasbeek Divine Decadence, een tentoonstelling gecureerd door Stef Lernous. Het is niet de eerste keer dat de bezieler van het Mechelse gezelschap Abattoir Fermé zich naast zijn eigen theaterproducties waagt aan een vreemd medium: eerder ensceneerde hij onder meer een opera (Tristan und Isolde, 2013) en een televisieserie (Monster!, 2010). Vast gegeven is het feit dat het resultaat baadt in eenzelfde weerbarstige, contraire esthetiek. Het thema van Divine Decadence lijkt Lernous op het lijf geschreven: decadentie is bij uitstek het exces van een smachtend maar ontspoord schoonheidsideaal. Aangezien Abattoir Fermés producties vaak lijken te draaien rond het zelden onproblematische verlangen, rijst de vraag: welke verlangens structureren hun werk zelf?
Een oorlog is voorbij, maar gaat onverminderd door in de hoofden van de betrokken partijen: wat rest is meer verwarring, wraaklust, een willekeurig moorden. Alessandro Baricco’s novelle Senza Sangue brengt twee mensen samen die slechts enkele seconden verleden delen, maar hun leven lang rond dat ene moment zijn blijven draaien. Zij (Lieve Meeussen), ooit een kind, verscholen onder een luik in de vloer terwijl haar vader en broertje meedogenloos werden afgeslacht. Hij (Johan Leysen), diegene van haar vaders moordcommando die als eerste zou hebben gevuurd. En te midden van dat alles: een intieme blik, hij die het nalaat ook haar te doden. Inne Goris en LOD ensceneren in hun nieuwe productie Zonder Bloed een ontmoeting, na jaren van gespannen stilte tussen beiden. Daarin blijken zowel tekst (Peter Verhelst), regie (Inne Goris) en compositie (Dominique Pauwels) in elk detail trouw aan de kleinheid van dat ene, onbegrijpelijke gebaar.
Naar aanleiding van de polemiek met recensente Evelyne Coussens in 2014 maakte regisseur Stijn Devillé kenbaar dat zijn voorstellingencyclus Hebzucht, Angst, Hoop – over de oorzaken, gevolgen en uitwegen van de financiële crisis –in de eerste plaats beoordeeld wil worden als politieke daad. In haar bespreking trok Coussens volgens hem vooral teveel aandacht naar het artistieke (“er is te weinig theater aan jouw theater”). Laat dit stuk daarom een poging zijn Devillé’s suggestie op te nemen, los van elke bedenking bij die artistieke waarde. Maar wat kan dat betekenen, theater als verzetsdaad?
Beckett Boulevard opent met het afspelen van een radio-interview: een bekende stem stelt Natali Broods de vraag waar deze voorstelling in het hoofd van de makers precies is begonnen. Ze antwoordt met een persoonlijk beeld, een verre reisherinnering aan hoe zij als negentienjarige over een stuk niemandsland tussen Frankrijk en Duitsland sprong. Daarmee is meteen ook een opening gemaakt: beginnen is voor De Koe altijd een kunstgreep, een weloverwogen en gewichtige act. Dit expliciete beginnen – rondom de vraag wat het betekent te beginnen – anticipeert de zo typerende stijl van dit gezelschap, waarbij achter elke beweging, elke uitgesproken regel tekst, een vraagteken lijkt te staan. Het denkwerk dat hun voorstellingen vormgeeft, schemert steeds door in het uiteindelijke resultaat. In Beckett Boulevard ontwikkelt de vraag zich langzaamaan tot een fundamentele twijfel.
Met een mobiel, op maat ontworpen huis trokken Marleen Scholten (Wunderbaum) en Lizzy Timmers (de Veenfabriek) de wereld tegemoet, de deuren wijd open, op zoek naar tegelijk alles en niets in het bijzonder. Dit mobiele huis vormde tegelijk uitgangspunt en materiaal voor de muzikanten, performers en beeldend kunstenaars die het onder hun curatorschap mochten bevolken. In de voorstelling die er verslag van uitbrengt, vertolken Marleen Scholten en Lizzy Timmers zelf de creaties die er uit voortgevloeid zijn. Het resultaat omschrijven zij zelf als een ‘eclectische open source performance’ die de ontmoeting van het huis met de wereld verhaalt in tekst, beeld en geluid.