#163
15.03.2021
—
31.05.2021
Alexander Baervoets zag in Parijs de groots opgezette tentoonstelling Danser sa vie. Centraal staat de band tussen de beeldende kunst en de dans in de twintigste eeuw. Baervoets zag hier en daar mooie zaken en deed (her)ontdekkingen. Maar hij miste ook vanalles. De klassieke dans bijvoorbeeld, waar was die gebleven? En bovenal: een helder concept en kennis van zaken.
Op 26 juli vorig jaar overleed op 90-jarige leeftijd Merce Cunningham. Meer dan vijftig jaar lang stond hij in zijn eentje symbool voor de avant-garde aan de Amerikaanse dans. Bij zijn dood zei Anne Teresa De Keersmaeker: ‘Als een choreograaf sterft, dan draagt dat gebeuren een bepaalde droefenis in zich. Want als het lichaam weg is, dan verdwijnt de dans al te gemakkelijk.’ Aan choreograaf en danshistoricus Alexander Baervoets stelden we de vraag: zal het werk van Cunningham blijven voortbestaan? En hoe?
Wanneer men in dit land de klassieke dans als irrelevant beschouwt, is dat te wijten aan de zelfgenoegzaamheid en de inertie van het Koninklijk Ballet van Vlaanderen. Een manifest van choreograaf Alexander Baervoets.
Toevallig of niet stonden in de laatste Etcetera twee stukken die de hedendaagse dans onder vuur nemen: één vanuit een behoudende invalshoek (Thierry Smits), de andere vanuit de hiphoprage die met vertraging in België is komen aanwaaien. In beide teksten wordt gesproken over een malaise binnen de hedendaagse dans en wordt daar de vitaliteit van een andere dansvorm tegenover gesteld.
Hedendaagse dans en klassieke dans worden vaak tegen elkaar uitgespeeld, zeker als het manna van de subsidies ter sprake komt. Voor Alexander Baervoets is zo’n opdeling onhoudbaar: klassieke dans, die naam waardig, is geen museale aangelegenheid, maar hedendaags in essentie.
In de programmabrochure van de-Singel staan de vragen afgedrukt die Pina Bausch aan haar dansers voorlegde om te komen tot de voorstellingen Palermo, Palermo en Nelken. In het geval van de eerste voorstelling is de lijst veel langer en lopen de onderwerpen veel meer uiteen. Slechts hier en daar licht een vraag op die vaagweg te maken heeft met Italië, maar is Italië wel het thema ? Bausch en haar gezelschap brachten in Palermo een aantal weken door en repeteerden aldaar. Het lijkt erop dat de Zuiditaliaanse stad een oppervlakkige film legde over de voorstelling, maar dat het thema of de thema’s elders dienen gezocht.
Wanneer een dansliefhebber een voorstelling gaat zien, heeft hij gewoonlijk een keuze gemaakt tussen klassieken hedendaags, soms zelfs tussen specifieke genres als het romantische ballet of het danstheater. Anders dan in de muziek, zijn de vormomschrijvingen redelijk vaag gebleven. In dans is er geen sprake van genres als de symfonie, het concerto, het kwartet, de sonate en zo meer. Dans is daarvoor te lang een wereld van puur vermaak gebleven.
In 1915 richtten Ted Shawn en Ruth St. Denis de school en het gezelschap Denishawn op. Het werd één van de belangrijkste pijlers van de Amerikaanse moderne dans. Ze vormden mensen als Doris Humphrey, Charles Weidman en Martha Graham, die in 1916 les ging volgen aan de school en later toetrad tot het gezelschap. De werken uit hun vroegste periode behandelden veelal exotische en mystieke thema’s. Martha Graham danste in 1920 de hoofdrol, een jong Incameisje, in Xochitl, een choreografie van Ted Shawn. In 1923 verliet Martha Graham de Denishawn Dancers.
Het werk van Michèle-Anne De Mey heeft men jarenlang vereenzelvigd met het werk van Anne Teresa De Keersmaeker. Toch ging ze al een eerste keer zelf choreograferen in 1984 met Balatum en sindsdien heeft ze gestadig aan haar weg getimmerd. Momenteel geniet ze van een “residentie” voor vier jaar in het Brusselse Théâtre Varia en bereidt ze met haar eigen gezelschap een nieuwe choreografie voor – Châteaux en Espagne – die in mei in première gaat. Michèle-Anne De Mey woont, werkt en is gelukkig in Brussel en vraagt niets meer dan dat men haar de mogelijkheden en de rust gunt om te kunnen werken. In dit interview vertelt ze ondermeer over haar carrière, haar werk en de Belgische dans in het algemeen.
Trisha Brown is één van de meest vooraanstaande post-moderne choreografen uit de Verenigde Staten van Amerika. De inhoudelijk nogal weinigzeggende term ‘post-modern’ verbindt haar met tijds- en geestesgenoten als Steve Paxton en Lucinda Childs, choreografen waarmee ze destijds samen het kunstenaarscollectief van het Judson Dance Theatre vormde.
Wat gebeurt er eigenlijk wanneer iemand op de scène danst ? Waar is het om te doen ? Is dans een vorm van communiceren die (be-) grijpbaar en ontleedbaar is ? Hoe moet ik naar een dansvoorstelling kijken ? Dit zijn vragen waarop zelfs theoretici vaak geen pasklare antwoorden hebben en waarnaar eerlijk gezegd nog niet veel gezocht is. Dans is een medium dat meestal louter intuïtief getoetst wordt, dat gesmaakt wordt zoals ieder niet culinair geschoold eter een schotel proeft. Hoe kijkt iemand bewust naar dans en op welke manier ?
Dans zit in dit land in de lift. Sinds 1984 probeert het tweejaarlijkse festival De Beweeging een platform te zijn voor wat zich aandient als aankomende dans in ontwikkeling. Alexander Baervoets volgde het vierde Festival en brengt verslag uit. Een geslaagd festival vindt hij, de interesse voor dans groeit nog steeds aan. Maar het grootste probleem van de jongste lichting Belgische dansers blijft vooralsnog een gebrek aan danstechnische bagage.
Waar men op het jongste Klapstuk niet naast kon kijken, was het feit dat geen enkele Belgische produktie, Mikrokosmos van Rosas uitgezonderd, gestoeld was op danstechnische onderlegdheid. Karlon Fonteyn, bijvoorbeeld, heeft zelf wel de nodige danservaring maar verkoos te werken met amateurs. Waar zou hij de professionele dansers overigens vandaan hebben gehaald ? In dit landje zonder dansbeleid, waar het woord dans in een ontwerp van theaterdecreet verschijnt als een primeur, de intrede van de dans in de universiteit nog verwondering wekt en danstraditie of danscultuur uitblinken door afwezigheid…zijn professionele dansers schaars.
Het KBvV heeft nog maar net turbulente tijden achter zich – het afscheid van Valeri Panov gebeurde niet zonder pijnlijke woorden of gerommel – maar toch lijkt het op weg te zijn naar een nieuwe bloeiperiode, als we tenminste sommige binnen- en buitenlandse recensenten mogen geloven. Deze heropbloei zou bewerkstelligd worden door de nieuwe man aan het roer, Robert Denvers.
Sinds het doek achter Béjart viel, kent de dans in de Munt veel nieuwe wendingen. Mortier treedt op als gastheer en coproducent voor verschillende boeiende choreografen: Reinhild Hofman, William Forsythe, Anne Teresa De Keersmaeker. Tegelijk haalde hij een vast gezelschap in huis o.l.v. Mark Morris. Deze heeft nog niet bewezen dat hij met zijn produk-ties meer brengt dan wat kunst- en vliegwerk.
In december was het gezelschap van Alwin Nikolais te gast in het PSK te Brussel. Wie een beetje vertrouwd is met het Amerikaanse dansgebeuren, kent en apprecieert dit manusjevan-alles. Het is eigenaardig dat Nikolais (°1910, Southington, Connecticut) steeds vermeld wordt als choreograaf, terwijl hij toch met zowat alle ingrediënten van het theater, tekst uitgezonderd, bezig is. Deze all-round theaterman kwam slechts laat tot dans. Hij studeerde eerst piano en verdiende zijn brood als begeleider van stomme films. Met de komst van de gesproken film verlegde hij zijn werkterrein naar de dansstudio’s.
Dans is al een moeilijk medium, haast onmogelijk te beschrijven, maar Vanrunxt maakt het wel bijzonder moeilijk. Een verhaal is er niet, een thema of een stijl evenmin, en Vanrunxt is te persoonlijk om hem zomaar te plaatsen. Een analyse maken van Ballet in wit is onbegonnen werk en ik benijd in dit geval de Franse danscritici die steeds meer een poëtisch schrijven rónd een voorstelling beogen dan dat ze zich bekommeren om duiding. Dit is een poëtische voorstelling en poëzie verdraagt geen ontleding.
Giselle is één van de prototypes van het klassieke ballet. Op 28 juni 1841 vond de première plaats in de Parijse Opera. Théophile Gautier voelde zich aangesproken door een sprookjesvertelling van Heinrich Heine en tipte de befaamde librettist Vernoy de Saint-Georges. Samen vonden ze een voor het theater aanvaardbare versie, vroegen Adolphe Adam muziek te schrijven en een week later gingen de repetities reeds van start in een choreografie van Jules Perrot en Jean Coralli en met de aankomende ster Carlotta Gresi in de hoofdrol. Sindsdien is Giselle zonder onderbreking gedanst, werd de hoofdrol een droomrol voor vele jonge danseressen en Giselle de naam van schone dochters van balletfanaten.
De Beweeging is een festival dat Nieuwe dans en Nieuwe mime, Nieuw bewegingstheater van hoofdzakelijk Belgische nationaliteit brengt. De echt gevestigde waarden komen er niet aan bod, maar dat heeft waarschijnlijk meer met financiële en organisatorische, dan met andere redenen te maken. De “middenmoters”, om een wat oneerbiedige term te gebruiken, zijn er wel. Zij dragen het festival. Veel aandacht gaat evenwel naar de “nieuwelingen”, de aankomenden, de hoop in bange dagen.
Denn noch immer ist der Künstler der Schöpfer schönder Dinge und noch immer scheint es, dass alle Kunst zwecklos scheint. Oskar Schlemmer, 1922.
De dans zit in de lift. Dat bewijst de enorme belangstelling voor de talrijke dansmanifestaties die her en der gehouden worden. Daarvan is Klapstuk ongetwijfeld de belangrijkste. Als pasmaat tot een dansante oktobermaand bespreekt Alexander Baervoets het werk van Lucinda Childs en trekt een historische parallel met het ontstaan van het ballet in de 16de eeuw.
Het is zo goed als onmogelijk op één festival een ruime staalkaart aan te bieden van al wat er tegenwoordig leeft in de danswereld. Het Kaaitheater ’85 bracht o.a. drie fenomenen voor het voetlicht: Gallotta, de nieuwe goeroe van de Franse dans; Vanrunxt, geen sant in eigen land; Clark, het festivalbeest bij uitstek. Veel lief en leed.
Na de voorstelling van Hyena in het Théâtre de Banlieue wachtte ik op Marc Vanrunxt, die eerst nog het noodzakelijke rondje begroetingen in de bar afrondde. Daarna stapte hij me voor naar de kleedkamer. Ik ging hem achterna als een kuiken zijn moe. Wát een stappen neemt die man.
Het moet zowat onmogelijk zijn een dierlijk-zinnig gesprek te hebben met Jean-Claude Gallotta, ziener en dichterlijke ziel. Hij is een vlotte prater, maar ontwijkt steeds de vragen, om zo zijn eigen discours op te zetten. We gaven hem de vrije ruimte: over dans en kunst.
Sur le pont d’Avignon, on y danse… bien sûr, maar wàt wordt er gedanst? Frankrijk heeft een rijke ballettraditie maar sloot zich jarenlang af van elke dansvernieuwing. Pas de jongste tijd is daar verandering in gekomen. Een dossier over de nieuwe dans en het nieuwe dansbeleid in Frankrijk.