#162
01.12.2020
—
14.03.2021
download pdf
Als de werkelijkheid beweegt, mag de kunst niet stilvallen. Door de politieke gebeurtenissen van de afgelopen maanden is ook het theater, “het oudste openbare medium dat de mensheid bezit”(Botho Strauss), in een stroomversnelling meegesleurd. Omdat het zo “openbaar” is, is het kwetsbaar en snel geneigd om in vaste structuren en met een risicoloos repertoire op veilig te spelen. Voortbouwend op haar artikel Groot en Klein (Etcetera 29) houdt Marianne Van Kerkhoven een pleidooi voor een theater dat zich opent voor de toenemende complexiteit van de werkelijkheid. Theater, dans, opera moeten hun vormen en inhouden herijken aan een wereld in constante verandering. Verderop in dit nummer worden de antwoorden van zo verschillende hedendaagse theatermakers als Anne Teresa De Keersmaeker, Jan Fabre, Heiner Müller, Maatschappij Discordia, Luk Perceval e.a. afgewogen.
Ik weet niet precies wat er achter die deur is. Die deur die ik zie opengaan in voorstellingen als Stella. Een zwart gat dat vol zit. Vol met vergeten herinneringen. Dingen, mensen, lachjes die hebben liggen sluimeren. Al die tijd. Alleen, je was ze vergeten. Dan zet die voorstelling van Stella die deur op een kier. Meisjesherinneringen glippen buiten (binnen ?). Alles ‘te’. Te zot en te bot. Te naïef en te wijs. Lachen en huilen. Alles tegelijk.
Je kan het citeren noemen uit eigen werk, veeleer is het meenemen van wat je vroeger vertelde en wat er daarvoor lag, om mede daaruit te ‘distilleren’ wat er nu, op dit moment, te vertellen valt.
Dans zit in dit land in de lift. Sinds 1984 probeert het tweejaarlijkse festival De Beweeging een platform te zijn voor wat zich aandient als aankomende dans in ontwikkeling. Alexander Baervoets volgde het vierde Festival en brengt verslag uit. Een geslaagd festival vindt hij, de interesse voor dans groeit nog steeds aan. Maar het grootste probleem van de jongste lichting Belgische dansers blijft vooralsnog een gebrek aan danstechnische bagage.
Opera is waarschijnlijk de olifant van de podiumkunsten : log, gigantisch, imponerend. Jan Fabre voerde jarenlang een oorlog aan de grenzen van het theater, niets en niemand ontziend, eigenzinnig. Uit dat hybride huwelijk tussen Fabre en de Opera kwam Das Glas im Kopfwird vom Glas tot stand, het lang verwachte eerste deel van de opera-trilogie The Minds of Helena Troubleyn.
Een glamourportret dat niet zou misstaan in het foyer van een bioscoop. De geopende mond zegt dat ze zingt. Het construeren van sfeer domineert; daartoe moet je het beeld concentreren en dus veel elimineren. Deze foto kreeg de lezer van de periodiek L’Eventail als geschenk mee : Clara Clairbert is één van de pijlers van de Munt tussen de twee wereldoorlogen. Het portret is van Marchand.
‘Shakespeares blik is de blik van de eeuw. Nooit eerder zijn de interesses zo naakt naar voren getreden, zonder plooival, het kostuum der ideeën”, dixit de Oostduitse theatermaker Heiner Müller. Meer dan welk ander Duits schrijver is Müller de schrijver van de Muur. Waar staat zijn oeuvre nu de Muur gevallen is ?
In Die Entführung aus dem Serail, de vierde Mozart-opera die Ursel en Karl-Ernst Herrmann in de Munt van Mortier ensceneren, staat er een heel bijzonder personage centraal, dat in de opvoeringsgeschiedenis van deze opera steeds aan belang gewonnen heeft : de Bassa van het Turkse serail waar dit muziekdrama plaatsvindt, Selim.
“Utopie betekent uiteindelijk niet dolen, maar thuiskomen. We zijn niet veel thuis, we zijn niet genoeg thuis. Toch zoeken we het nog steeds ergens buiten, want we zijn liefdeloos en trouweloos, niet opgewassen tegen het meest nabije en het heden.(…) De oorspronkelijke goede geest der utopie wordt maar al te gemakkelijk een deserteur en vijand van de mens, wanneer hij alleen maar de ogen sluit en zich in de verte vermeit, wanneer hij niet de strenge mystiek is van de dichtsbijzijnde, nuchtere dingen.” (Joachim Schumacher)
Elvis Peeters is niet in de eerste plaats een theatermaker, maar een schrijver. Hij begon zijn schrijversloopbaan als uitgever en redacteur van het ‘beruchte’ punkfanzine DUS (1978-79). In 1980 verscheen hij als dichter-performer aan de zijde van Didi de Paris ! In 1981 stichtte hij mee de rockgroep Aroma di Amore waarvan hij als zanger en tekstschrijver aantrad (2 L.P.’s, 3 mini-L.P.’s, 1 maxi en 1 single).
Eugene (Gladstone) O’Neill (1888-1953) is de eerste Amerikaanse toneelschrijver met internationale allure geweest. Met stukken als Strange Interlude en Mourning becomes Electra ondernam O’Neill pogingen om de psychologie van zijn personages te verfijnen. O’Neill was opvallend aanwezig op het Vlaamse en Nederlandse repertoire de voorbije seizoenen. Hoe reageren hedendaagse theatermakers op deze klassieken ? Johan Callens zet het op een rijtje.
Verjaren in het teater : het lot is mij intussen meer dan 15 jaar beschoren. Alleen in 1984 ontsnapte ik eraan maar dat was dan weer geen goed wijnjaar. In de vorige kroniek etaleerde ik mijn leed in de tijdspanne tussen 4 februari 1980 en dezelfde datum in 1985. Nog vier keer werd ik ouder voor de jaren ’80 om waren. Maar of dat ook hielp ?
In 1986 promoveerde F. Peeters aan de U.I.A. op een proefschrift over het Vlaamse Volkstoneel van Dr. Jan Oscar De Gruyter (1920-24), met als ondertitel Ontwikkeling en Toetsing van een Tentatieve Methode van Theaterhistoriografie. Promotor was Prof. Dr. C. Tindemans.
Antoine Vitez zal voor mij onverbreekbaar verbonden blijven aan die unieke theaternacht in de Cour d’Honneur du Palais des Papes in Avignon. 11 juli 1987, première van Le Soulier de Satin van Paul Claudel. Een elf uur durende voorstelling met de poëzie van Claudel in de hoofdrol, een twintig minuten lange staande ovatie om 9 uur ‘s morgens. Het blijven onuitwisbare herinneringen. De relativiteit ervan wordt je in het gezicht gegooid bij de plotse dood van Antoine Vitez, 59 jaar oud.
Het is heel ambitieus : nooit heeft Jan Fabre zijn krachten beproefd op een medium als opera, nooit heeft hij gewerkt met zo’n theaterinstrument -orkest, koor, knapenkoor – en de eerste daad die Fabre stelt als operamaker is een creatie. Een eigen tekst, een componist die hij zelf opspoorde, een eigen dansgroep die, voor ze in dit magnum opus werd opgenomen, met de Danssecties de wereld rondtrok. Jan Fabre balanceert op een slappe koord tussen authentieke schaalvergroting en megalomanie. Bovendien : Das Glas im Kopf wird vom Glas is nog maar het eerste deel van een trilogie, The minds of Helena Troubleyn, waarvan dit deel het thema aanzet, maar het verloop helemaal open lijkt te laten. Op dit ogenblik schrijft Jan Fabre de tekst voor het vervolg.
Er zijn van die op het eerste gezicht onverwachte combinaties. Er is b.v. Maxim Gorki, die na de rel die de première van zijn Zomergasten in Petersburg teweegbracht aan zijn vrouw schrijft : ‘De première was de mooiste dag van mijn leven ! Nooit eerder heb ik (…) zo fundamenteel de zin van mijn leven aangevoeld.’ Er is ook Ivo van Hove, die in een interview zegt dat theater los van het leven staat, dat de scène het rijk van de verbeelding is. En dan is er die zelfde Van Hove die bij de Tijd als afscheidsgeschenk Jakov Bogolomov van Gorki regisseert.
Mozart. Mooie muziek. Een geopend gordijn, een vallend wit vlak voor een blauwe achtergrond, soms voorzien van een volle zon. Rechts bovenaan staan vier reusachtige slagtanden met daaronder een kleine paternoster van piemeleikels. Linksonder in een gat gaapt de leegte van een gynaecologische stoel : de plaats voor de vrouw. In haar “ontstaat veel”, maar ze is vooral “makkelijk reconstrueerbaar.” Wij, mannen, “reiken van onder naar boven”, wij groeien naar hogerop. “Omdat jij bent zoals alle vrouwen, hoef ik helemaal geen andere uit te zoeken.” Mannentaal. “Samen aan het urinoir staan. In de rij. Niet spioneren. Vrolijk staren we voor ons uit. Allen voor één. Eén voor allen.” U wil nog een citaat ? Deze keer van man tot vrouw : “Weet je, Emily, ik kan steeds onmiddellijk herkennen dat ik van je hou. Ik kijk langs mezelf naar beneden, zie je, zo ! en deze kleine handelsvertegenwoordiger van mezelf roert zich al dan niet.”
Op zoek naar acteurs voor zijn produktie de Mahabaratha bezocht Peter Brook onder andere Zuid-Afrika. Over die reis, die een diepe indruk maakte, zegt Brook : “Ik heb veel rondgetrokken en ben in aanraking gekomen met de harde realiteit van de levensomstandigheden aldaar. Men kan zich moeilijk pijnlijkere en schokkendere toestanden voorstellen als men nooit in Zuid-Afrika is geweest. En wat het meest hartverscheurend is, is dat het volk in het aangezicht van een dergelijke onhoudbare situatie, er daarom niet minder vitaliteit, humor en menselijkheid op na houdt, aangevuld met een natuurlijke gave voor muziek, zang, beweging en vooral spel.”
Wanneer Dirk Roofthooft in 1986 aan het Brusselse Conservatorium een opvoering van Jean Cocteau’s Le Bel Indifférent (met Katrien Meganck in de hoofdrol) ziet, geraakt hij geïnteresseerd in de thematiek van het stuk. Twee jaar later verwerkt hij dit in Geruchten van de lift, dat bedoeld is om opgevoerd te worden door het Reizend Volkstheater met Viviane De Muynck in de hoofdrol. Het gaat echter niet door, omdat de tekst niet goed is. Te uitleggerig. Aanvankelijk wil Roofthooft de hele zaak vergeten, maar herwerkt ze uiteindelijk tot Emiel. Het wordt een Vooruit-produktie, met Roofthooft zelf als regisseur. De voorstellingen vinden plaats in een ruimte van het COOP-gebouw, deel uitmakend van de Vooruit.