#162
01.12.2020
—
14.03.2021
download pdf
Een vervolgverhaal van Gunther Sergooris over het ontstaan van de Opera voor Vlaanderen. Over het artistieke en financiële deficit ervan. Over het “Mortiercomplex”. Over de toekomst van de VLOS. Met veel vragen daarbij.
De samenstelling van de nieuwe RAT en de subsidies voor het seizoen 1988-1989 werden in juni bekendgemaakt. Etcetera plaatst deze gegevens in een context van feiten en citaten sinds 1983, zijn eerste jaargang.
Bij de jongste verdeling van de theatersubsidies heeft minister Dewael het advies van zijn R.A.T. op verscheidene punten naast zich neergelegd. In één welomschreven geval is hij de R.A.T. bijgetreden: de groep Jan Decorte & Co verliest de overheidssteun. Zonder dat er een haan naar kraait, verdwijnt een van Vlaanderens merkwaardigste regisseurs uit het officiële theaterveld.
Eerst een vrije produktie, Geruchten, in Antwerpen, dan het gezelschap AKT, daarna de versmelting met Theater Vertikaal in Gent, tot slot De Tijd: in al deze theater-avonturen stond Jan Versweyveld als vormgever (decor, kostuums, belichting, programmaboek) trouw aan de zijde van regisseur Ivo Van Hove. In al zijn ontwerpen toont Versweyveld zich als iemand met een originele versie, vol van een unieke esthetische verfijning. In september, wanneer dit nummer verschijnt, krijgt hij, meer dan terecht, een tentoonstelling in De Singel. Aanleiding voor Etcetera om naar achtergronden te peilen.
Acteren kun je leren. Ontevreden over haar opleiding ging Chris Thys kijken waar dat wel kan. Van Gent trok ze naar Parma, Parijs en New York. Daar werd ze geconfronteerd met Strasbergs Method. Terloops houdt ze een pleidooi voor ensemblewerking.
Na zijn stormachtige doorbraak in de Verenigde Staten overrompelt de kwajongenachtige Amerikaanse regisseur Peter Sellars nu ook West-Europa. Brussel en Amsterdam horen tot de voornaamste uitval-bases op die veroveringstocht. Johan Thielemans zag er vorig jaar reeds Ajax, en keek nu naar Giulio Cesare in Egitto (Muntschouwburg) en Nixon in China (Stopera). Hij is bepaald niet onder de indruk van wat het nieuwe wonderkind hem mee te delen heeft, maar vergeeft veel ter wille van Sellers’ accurate theaterkunnen.
Ter herinnering aan Achilles D., geboren te Lourdes-Oostakker op 4 mei 1912 en overleden te Gent op 9 mei 1973
Wanneer dit nummer van Etcetera verschijnt, is het tweede Theaterfestival met de belangwekkendste voorstellingen uit het voorbije seizoen in Vlaanderen en Nederland — gekozen door een jury van Vlaamse en Nederlandse critici — reeds achter de rug.
Het was vorige oktober een eigenaardige gewaarwording om geconfronteerd te worden met de nieuwe “seizoensformule” van het Kaaitheater, na vijf keer meegeraasd te hebben in de hectische mallemolen van een kortlopend festival, terwijl je hoofd niet meer wist waar je kont stond. Geen tijd om stoom af te laten, een twee weken durende kick, nakaarten in een animatieruimte, leven als theater, theater als leven. En nu teruggegooid op de allengs landeriger wordende landerigheid van een acht maanden durend seizoen met de obligate nummertjes achteraf.
De Beweeging is een festival dat Nieuwe dans en Nieuwe mime, Nieuw bewegingstheater van hoofdzakelijk Belgische nationaliteit brengt. De echt gevestigde waarden komen er niet aan bod, maar dat heeft waarschijnlijk meer met financiële en organisatorische, dan met andere redenen te maken. De “middenmoters”, om een wat oneerbiedige term te gebruiken, zijn er wel. Zij dragen het festival. Veel aandacht gaat evenwel naar de “nieuwelingen”, de aankomenden, de hoop in bange dagen.
Op 25 mei jl. werd, in het cultureel centrum in Hasselt de Signaaldag gehouden, en dit voor de derde maal. Een jury, voornamelijk bestaande uit stafmedewerkers van culturele centra, selecteerde een aantal Vlaamse jeugdtheatervoorstellingen, dit jaar een zevental.
Waar anders is het werk van Heiner Müller meer op zijn plaats dan in Berlijn, de stad waar de oorlog slecht dichtgenaaid is? Waar anders komt de paradoxale kracht van Müllers stukken beter tot haar recht dan in een stad waar een scheur dwars doorheen loopt? Muller zegt over het kenteken van Berlijn, de muur: “Wat ik aangenaam vind, is dat het een teken is voor een reële situatie, de reële situatie waarin de wereld zich bevindt. En hier heb je het in beton.” Muller zegt over de werksituatie in Berlijn: “Berlijn is in zekere zin de hoofdstad van de wereld omdat alle spanningen er sterk geconcentreerd samenkomen. Daarom is het een goede standplaats om te schrijven.”
Met premières van Patrice Chéreau voor het theater (Hamlet), Pierre Boulez voor de hedendaagse muziek (Répons) en Merce Cunningham voor de moderne dans (Five Stone Wind) had festivaldirecteur Alain Crombecque vooraf een mooie tiercé ingevuld. Zijn persoonlijke contacten binnen het artistieke milieu, uitgangspunt van zijn programmatie (cfr. Etcetera 19/ 87), komen het Festival d’Avignon duidelijk ten goede.
Post ergo propter? In Etcetera 21-22 stelt Geert Opsomer in zijn uitstekend opstel over het falen van de A-gezelschappen een interessante vraag. Hij maakt er evenwel een retorische en meewarige uitroep van. Ik tik die nog even opnieuw over. “Kan men nu nog zoals Leo Geerts (Etcetera 18) beweren: ‘Zelfs wanneer ze (= de repertoiregezelschappen) een lamentabele periode doormaken, dan nog moeten we ze in stand houden, want ze zijn de enige garanten voor continuïteit en traditie’?” Tot daar die domme Geerts! Beetje achterlijke jongen, niet op de hoogte van het huidige discours.
“Wat is een rol spelen?” “Een papieren persoon levend maken”, zegt een meisje uit de zaal schuchter. “Heel mooi”, vindt Lutz. “Heb ik nog nooit gehoord. Bravo! (…) Toneelspelen is doen alsof, maar er wèl in geloven. Dan wordt het waar.” Ton Lutz tijdens een master-class met pupillen van de Rotterdamse Jeugdtheaterschool. Uit Shakespeare voor kinderen door Anita Löwenhardt in Trouw, maandag 30 mei 1988 (het Nederlandse dagblad was verkeerdelijk 31 mei 1988 gedateerd).
Historisch belangrijk, dat wel, maar groot kan men de opera Orfeo ed Euridice niet noemen. Componist Christoph Willibald von Gluck mag dan al een vernieuwer zijn, wat hij schreef was vaak vrij saai. Deze opera is al bij al een klein stuk: drie zangrollen, een klein koor, een bescheiden orkest en een minimale dramatische actie. Wonderlijk is het dan dat het Herrmann-team hiervoor de grootste middelen heeft bovengehaald. Ze vonden het nodig om een volledig nieuw theater te bouwen, en om het decor op te vatten als een weids landschap. Het is een vreemde contradictie tussen stof en uitwerking, en uiteindelijk zou de aanpak de hele onderneming hypothekeren.
In mei kon je in Brussel zowel gaan zien naar Salò, of de 120 dagen van Gomorra, de laatste film van Pier Paolo Pasolini, als naar de Franse creatie van Orgie, Pasolini’s toneelstuk uit 1969.
Twee jongens, allebei rond de twintig, beginnen aarzelend, na enkele afleidingsmaneuvers – een cocktail, opgeluisterd met citaten uit Hamlet – aan een dialoog. Na enkele replieken houden ze er al mee op, nemen hun script, leggen uit waarom ze die dialoog niet verder kunnen zetten. Die dialoog is Paul Peyskens’ toneelbewerking van Less than zero, de cultroman (én bestseller van Bret Easton Ellis, een twintigjarige student) over verwende, aan coke verslaafde jeugd in Los Angeles.
David Mamet, of Amerika zoals het spreekt in zijn bars, op zijn parkbanken, in hotelkamers. Mamet heeft uit gewichtsloze woorden zijn eigen wereld gebouwd. Hij is een observator van het gedrag, een afluisteraar van mensen. Wat hij ziet, is weinig opwekkend. De mensen breien redenen, drogredenen, theorieën en hersenspinsels eindeloos aan elkaar. Wat ze zeggen, is wat geloofd kan worden, geloofd kan doen worden, want al deze lege gesprekken zijn momenten in de strijd om de bovenhand. Een reeks gesprekken in een stuk van Mamet is een reeks wedstrijden, in vele rondes, nu win je er een, dan verlies je er een. Je haat als je verliest, je straalt als je wint. De strijd opgeven, ook al is hij volslagen absurd, doe je niet, want dan gebeurt het ergste van al: dan ben je moederziel alleen. En de stilte van de absolute eenzaamheid is pas het echte ongelukkig zijn.
Tot over onze grenzen creëert Jan Fabre zijn blauwe universum en slaagt hij er bovendien in daartoe mensen aan het “biccen” te zetten. In afwachting van de voltooiing van zijn operaproject, leidde hij in de maand juni een twee weken durende workshop in het kader van Berlijn Kultuurstad ’88. De workshop en de daaruit resulterende voorstelling vonden plaats in het Künstlerhaus Bethanien waar Fabre werkte met acht akteurs onder wie een zangeres. Hij had hen tijdens voorafgaande audities uit een groep van ongeveer 50 kandidaten geselecteerd.