#168
15.05.2022
—
14.09.2022
download pdf
bekijk op issuu
HET BESTE VAN DERTIG TIJDSCHRIFTEN GRATIS IN JE MAILBOX! Je verslindt de cultuurpagina’s van kranten en weekbladen, maar vindt daar te weinig verdieping en nuance? Dan is Folio iets voor jou!
Wil je graag meedraaien met de kernredactie van Etcetera en een unieke blik werpen achter de schermen van een cultuurtijdschrift?
Met de eerste indienronde voor de projectsubsidies in september 2015 werd het nieuwe Kunstendecreet operationeel. Dat decreet, dat nog onder Joke Schauvliege werd goedgekeurd, is onmiskenbaar het resultaat van veel goede intenties. Een nieuw evaluatiesysteem moest de peer review-beoordeling kwalitatief verbeteren, de werkdruk voor de commissieleden en administratie (die instaan voor de artistieke en zakelijke beoordelingen) verlagen en meer afgestemd zijn op een kunsten-landschap in transitie. Maar houden die goede intenties ook stand in de praktijk? De voorbije maanden kwamen een aantal structurele pijnpunten en ongewenste neveneffecten van het nieuwe decreet aan het licht, die de commissieleden beduusd achterlieten. Een serieuze verzwaring van het evaluatieapparaat, als resultaat van een doorgeslagen objectivering van de adviesprocedure, en een gefragmenteerde, ongelijke en vaak ontransparante machtsverhouding tussen de betrokken spelers lijken de voornaamste boosdoeners. Kersvers commissielid Dries Douibi neemt het Kunstendecreet en het nieuwe beoordelingssysteem kritisch onder de loep en maakt een eerste evaluatie.
Sinds enkele jaren ontwikkelt Julien Bruneau artistieke praktijken geïnspireerd door het orakel. Deze term slaat zowel op de persoon die bemiddelt tussen god en mens, als op de raadselachtige boodschap die de goden via dit medium overbrengen. Bruneaus onderzoek kadert binnen een bredere interesse in het intellectuele project van filosofen als Bruno Latour en Isabelle Stengers, die door de moderniteit onderdrukte vormen van kennisproductie en zingeving terug onder de aandacht willen brengen. Op dit ogenblik kristalliseert het zich in de fascinerende één op één performance Say. Etcetera vroeg zich af of zijn werk ons iets kan bijbrengen over de rol en praktijk van de toeschouwer.
Hoeveel ruimte om te dansen is er in het streng islamitische Iran? Zijn er mogelijkheden voor danscreatie? En zal dans er op termijn erkend worden als kunstvorm? Raf Geenens praat hierover met Afshin Ghaffarian, een Iraans choreograaf die woont en werkt in Parijs, en met de Brusselse danser Gilles Polet, die onlangs de Iraanse danswereld verkende.
In februari ging IN VOID, het nieuwe installatieparcours van Kris Verdonck/A Two Dogs Company in première. Hoewel dat gebeurde in een theatergebouw, valt IN VOID moeilijk onder te brengen onder de noemer ‘theater’, ‘dans’, of ‘performance’. Installaties associëren we met beeldende kunst; en toch heeft deze productie een dramaturgie en een dramaturg. Verdoncks dramaturg Kristof van Baarle beschrijft zijn rol en stelt die in vraag.
Etcetera vroeg theatermaakster Tine Van Aerschot om een kunstenaarsbijdrage naar aanleiding van haar jongste voorstelling When in doubt, duck. Het ontroerende resultaat, getiteld The I of the beholder, kan u op de volgende drie pagina’s terugvinden. Kijken en lezen doen we met verschillende snelheden, afhankelijk van wat we onder ogen krijgen. Blader niet al te vlotjes voorbij de volgende bladzijden. Ze geven hun mogelijke lezingen maar met mondjesmaat prijs. De kunstenares nodigde op haar beurt de artistieke onderzoekster Barbara Raes uit om een inleiding op haar bijdrage op papier te zetten. Zij schetste een beknopt en trefzeker portret van Van Aerschots artistieke loopbaan.
Europa stort zich van de ene crisis in de andere. Syriëstrijders, geopolitieke spanningen en vluchtelingenstromen verplichten de inwoners van de EU om hun identiteit te herdenken. Ook theatermakers buigen zich over het vraagstuk. Welk beeld van Europa brengen zij op de planken? Anton Jäger ging kijken naar recente voorstel- lingen van Johan Simons, Milo Rau, Fikry El Azzouzi en Mokhallad Rasem. Het grote fatalisme dat uit twee van de drie gevallen sprak, bestendigt volgens hem de politieke impasse, eerder dan dat ze die helpt te doorbreken.
De censuur en de strenge reglementering van het openbare leven tijdens de dictatuur in Tunesië hebben lange tijd de artistieke vrijheid en het culturele leven zo goed als verlamd. De revolutionaire bewegingen die het begin van de 21ste eeuw hoopvol inluidden brachten hier echter verandering in. Moussem Nomadisch Kunstencentrum nodigde in januari 2015 vijf jonge, Tunesische regisseurs uit om hun werk te tonen in de Brusselse BOZAR en het Huis van Culturen en Sociale Samenhang in Molenbeek. Het festival stelde niet alleen de vraag hoe kunstenaars vijf jaar na datum terugblikken op deze periode, maar ook hoe ze hebben kunnen bijdragen aan de vorming van een nieuw bewustzijn op de ruïnes van een autocratisch regime.
In het artikel Voorbij Brecht? schrijft Rudi Laermans dat Brechts theatraal en pedagogisch project aan scherven ligt. Niemand vereenzelvigt zich nog volledig met de visie van de Duitse dichter, (toneel)schrijver, toneelregisseur en literatuurcriticus. Dit is niet onlogisch. Hoewel Brecht kan gezien worden als een van de grondleggers van het theater van de 20ste eeuw, doet zijn geloof in de maakbaarheid van de maatschappij vandaag aan als naïef en simplistisch. Toch is dit, dixit Laermans, geen reden om Brechts project naar het rijk van de geschiedenis te verwijzen. In dit artikel onderzoeken we hoe een van deze ‘brokstukken’, de gestus, een nieuw licht kan werpen op de voorstelling Archive van de Israëlische choreograaf Arkadi Zaides. Welke rol neemt choreografie op in Brechts oeuvre? En, hoe kan Brechts visie op choreografie ons helpen om naar Arkadi Zaides’ werk te kijken?
Filosofie is de laatste tijd bijzonder populair op onze podia. Hedendaagse wijsgeren worden uitgenodigd voor lezingen of debatten, en hotshots van de Griekse Oudheid tot nu – van Socrates over Montaigne tot Wittgenstein-vind je terug op de affiche van menig CC Voor het Kaaitheater vormt filosofie de rode draad doorheen het programma van dit seizoen. Staat na alle oproepen tot ‘doen’, nu het ‘denken’ voorop? We vroegen ons ook af of de wijsbegeerte in plaats van als eenmalig onderwerp ook als methode kan worden ingezet? Impliceert dit een specifieke blik op de wereld, een andere manier van vragen stellen, met kennis en kunst omgaan? Etcetera polste bij twee podiumkunstenaars, beiden opgeleid als filosoof, naar welke rol filosofie speelt in hun artistieke praktijk. Choreograaf Noe Soullier geeft een inkijk in zijn onderzoek rond hoe het denken onze ervaringen kan beïnvloeden; theatermaker Pieter De Buysser greep onze uitnodiging aan om te speculeren rond de spanning tussen een kunstwerk en haar filosofische gehalte.
Op 11 mei 2016 werd Tone Brulin negentig! Het is niet eenvoudig het portret te schetsen van een man wiens engagement met theater verspreid ligt over vier werelddelen en zich uitstrekt over zeventig jaar.
Het begrip ‘verbeelding’ wordt vaak aangehaald ter verdediging van de kunst. Maar kan de kunstensector vandaag beweren dat ze meer verbeelding heeft dan pakweg de wetenschap, de technologische sector of de financiële wereld? Deze tekst wil voorbij gaan aan een oppervlakkig en te algemeen gebruik van het begrip verbeelding. Het is een poging om verbeelding nauwer te definiëren aan de hand van twee proposities.
For several years now, Julien Bruneau has been developing artistic practices inspired by the oracle. This term refers to both the person who mediates between god and man and to the enigmatic message that the gods convey through this medium. Bruneau’s research fits within a broader interest in the intellectual project of philosophers such as Bruno Latour and Isabelle Stengers, who want to bring back the oppressed forms of knowledge production and meaning given by modernity. At the moment it is crystallizing into the fascinating one-on-one performance Say. Etcetera wondered if his work could teach us something about the role and practice of the spectator.
Benny Claessens brengt voor zijn tweede creatie bij NTGent vijf essentiële levensfases op scène. Learning how to walk, learning how to talk, learning how to touch, learning how to be alone, learning how to die: allemaal existentiële kwesties. Goed voor theater. Maar met de laatste twee stappen van het groeiproces is de regisseur zelf nog niet klaar, lijkt het.
Wat is een regisseur, wat maakt iemand tot een goede regisseur, een grootse regisseur? Of zelfs: een kunstenaar? Moeilijke vragen die om de zoveel tijd opnieuw oppoppen, meestal in deeldiscussies rond termen als ambacht of noodzaak, die op hun beurt vaak voorgesteld worden als twee elkaar uitsluitende begrippen – alsof teveel ambacht de noodzaak zou doden, en een brandende drive zich niet zou laten vertalen in een wellmade play. Op een gegeven moment stelt zich ook altijd weer hetzelfde epistemologische probleem: hoe ziet noodzaak eruit? Over ambacht zijn critici het meestal sneller eens, maar waaraan herken je noodzaak, hoe kan bewezen worden dat die er is, of niet is, zonder in het hoofd en het hart van de regisseur te kruipen? En hoe arrogant is het om als criticus daarover iets te willen zeggen?
Slechts heel af en toe slaagt een voorstelling erin je het gevoel te geven dat je een zeldzaam voorrecht geniet, dat je als toeschouwer bent uitverkoren om deel te nemen aan een oeroud, geheim ritueel. Je wordt toegelaten tot landschappen die anders verborgen blijven. Er is een stem die je rechtstreeks aanspreekt, er zijn ogen die vanaf de scène naar je terugkijken, die tot diep in je ziel turen. Wat er dan ontstaat: een openbloeiende verwondering omwille van de weelde van dit leven, de uniciteit van ieder individu, en de rijkdom van de geest. Zo’n voorstelling is Fever Room van de Thaïse regisseur Apichatpong Weerasethakul.
Met zijn bewerking van John Osbornes The Entertainer uit 1957 krijgt muziek opnieuw een belangrijke plek in het werk van Christoph Marthaler. Het is niet het enige element dat de voorstelling representatief maakt voor het oeuvre van de regisseur van de tristesse. Johan Thielemans benoemt enkele artistieke principes die al van bij het prille begin de signatuur bepalen van de ‘lachende pessimist’.
Na Fruits of Labor, de nieuwste creatie van Miet Warlop, kom ik met een dubbel gevoel buiten.
In zijn nieuwste groepsvoorstelling Inaudible neemt Thomas Hauert het op tegen de gedoodverfde klanken van Amerikaans componist Gershwin, en voor zijn minder gekende complexe stijl- en ritmeschakeringen. Meteen een aanzet voor de dansers van ZOO om zelf choreografische genres te remixen. Met virtuositeit en humor
Theater Artemis en De Warme Winkel maakten met De Meest Zwaarmoedige Voorstelling Ooit (waarvan het hele publiek moet huilen) een voorstelling over de fictie van het lijden – en over hoe echt die fictie kan zijn. Daarmee vatten regisseur Jetse Batelaan en de ploeg op een hilarische maar ‘serieuze’ manier het wezen van de meest onbegrijpelijke variant onder de mensen: de puber.
´Hee, ik heb hier bereik!´ De man die naast de grafkist zijn telefoon omhooghoudt is zo verbaasd dat hij het decorum dat bij een begrafenis gepast zou zijn even laat varen. Hij staat dan ook middenin de Verboden Zone, het gebied rondom Pripyat dat in 1986 na de Tsjernobylramp volledig geëvacueerd werd. Er wonen nog maar twee mensen in het dorpje Zvizdal: Pétro en Nadia, een bejaard echtpaar dat koppig weigerde om hun geboorteplaats te verlaten. Gefascineerd door hun verhaal volgde BERLIN hen over een periode van vijf jaar.
Hoe kunnen het ongenoegen, de onmacht en de frustratie over de koers die onze samenleving vaart gekanaliseerd en ingezet worden om tot alternatieve vormen van collectiviteit en identiteit te komen? Hoe kunnen diverse krachten de maatschappij, de vastgeroeste denkkaders en formules waarmee we onze wereld waarnemen en vormgeven van onderuit veranderen? Het zijn legitieme vragen die intellectuelen en kunstenaars al jarenlang bezighouden.
‘A possibility of an abstraction’ , een voorstelling van de Nederlandse scenografe en kunstenares Germaine Kruip op het Kunstenfestivaldesarts 2016 kent een voorloper of dubbelganger. In 2015 toonde Germaine Kruip tijdens Performatik 2015 in Bozar al ‘A possibility of an abstraction – a square dance’. Toch is er op het eerste gezicht echter geen raakpunt tussen beide werken. Biedt dat een invalshoek om de inzet van het laatste werk beter te begrijpen?
Jozef Wouters was toch heel erg duidelijk geweest. In zijn vraag aan een vijftiental theatermakers, choreografen en andere kunstenaars om na te denken over welk landschap zij in het theater verbeeld zouden willen zien, had hij gestipuleerd dat er in het eindproduct hoe dan ook geen tekst aan te pas zou mogen komen. Toen zijn enige eis massaal werd genegeerd en slechts drie makers erin slaagden om daadwerkelijk alleen met een beeld te komen, zag Wouters zich echter genoodzaakt om de regels aan te passen.
The censorship and strict regulation of the public sphere during autocratic times in Tunisia took their toll on artistic freedoms as they anesthetized most of cultural life. The revolutionary movement however marked the beginning of the 21st century in a hopeful way. Five years later, the Nomadic Art Center, Moussem, invited five young Tunisian directors to show their work on the stages of BOZAR and the “Maison des Cultures” in Brussels. The festival explored how artists look back on this period and tackled the question how artists can contribute to the construction of a new social conscience on the ruins of an autocratic regime.
If I can make it there, I can make it anywhere zingt Frank Sinatra over New York. Dat moet Van Hove ook gedacht hebben toen hij naar Broadway trok, waar hij intussen aan zijn negende productie toe is.
Een oorlog is voorbij, maar gaat onverminderd door in de hoofden van de betrokken partijen: wat rest is meer verwarring, wraaklust, een willekeurig moorden. Alessandro Baricco’s novelle Senza Sangue brengt twee mensen samen die slechts enkele seconden verleden delen, maar hun leven lang rond dat ene moment zijn blijven draaien. Zij (Lieve Meeussen), ooit een kind, verscholen onder een luik in de vloer terwijl haar vader en broertje meedogenloos werden afgeslacht. Hij (Johan Leysen), diegene van haar vaders moordcommando die als eerste zou hebben gevuurd. En te midden van dat alles: een intieme blik, hij die het nalaat ook haar te doden. Inne Goris en LOD ensceneren in hun nieuwe productie Zonder Bloed een ontmoeting, na jaren van gespannen stilte tussen beiden. Daarin blijken zowel tekst (Peter Verhelst), regie (Inne Goris) en compositie (Dominique Pauwels) in elk detail trouw aan de kleinheid van dat ene, onbegrijpelijke gebaar.
Het was in de lente van 1948 dat toneelauteur Arthur Miller eigenhandig een hut bouwde in de wouden van Connecticut, om er te werken aan een stuk waarvan de eerste twee zinnen al geruime tijd door zijn hoofd spookten: ‘Willy?’ ‘It’s all right. I’m back.’ Na zes weken opsluiting kwam hij naar buiten met een tekst die legendarisch zou worden: Dood van een handelsreiziger. Hij won er prompt de Pulitzer-prijs mee en sindsdien behoort de tekst tot de literaire canon van de twintigste eeuw. Dezer dagen waagt t,Arsenaal zich aan een productie waarin o.a. Lucas Van den Eynde (Willy Loman), Mieke De Groote (Linda Loman) en Peter De Graef (Charley) de tekst naar hun hand zetten. Michael De Cock voert de regie, maar een klassieker van dit formaat laat zich niet lichtvaardig bewerken. Het vergt niet alleen groot vakmanschap, maar ook de juiste dosis eigenzinnigheid om een opdracht als deze tot een goed einde te brengen. Helaas is dat niet helemaal gelukt.
Het lentefestival BOUGE B presenteert in deSingel al negen jaar de jongste dansproducties van aanstormend dans- en performancetalent uit binnen- en buitenland. Daarnaast krijgen de gevestigde makers uit het nationale en internationale podiumkunstenveld de kans om hun nieuwste creaties aan het grote publiek voor te stellen. Na onder andere Florentina Holzinger, François Chaignaud, Meryem Jazouli en Jan Martens in eerdere edities, is het dit jaar de beurt aan Miet Warlop, Inga Huld Hákonardóttir, Paula Rosolen, Radouan Mriziga, Dana Michel en Helder Seabra om de grenzen van dans en performance af te tasten. Een van onze Etcetera-recensentenging bij de opening van het festival kijken naar Prins of Networks van Rodrigo Sobarzo en 5 Seasons van Katie Vickers, Benjamin Pohlig en Gaspar Piano.
Met de zes-uur durende performance Schwalbe speelt een tijd sloot het Nederlandse theatercollectief Schwalbe een week af vol Schwalbe-voorstellingen. Onder de noemer Schwalbe Speelt Alles werd hun jongste project voorafgegaan door de herneming van Spaar ze (hun afstudeerproject uit 2008), Schwalbe speelt op eigen kracht (2010), Schwalbe speelt vals (2012), Schwalbe zoekt massa (2013). De spanning tussen massa en het individu, de strijd tussen collectiviteit en individualiteit is een constante in de woordeloze en extreem fysieke performances die Schwalbe brengt.
Niets blijft bestaan en alles gaat verloren. In zijn groots opgezette performance Serial Drummer Girls brengt Koen Theys de stroming van de atonale, seriële muziek naar de uitverkoop. Maar dat doet hij in stijl en met een overdaad aan pracht en praal die niet moet onderdoen voor die van het autosalon. De seriële muziek is dood, leve de seriële muziek! Of toch niet?
Zoeken naar schoonheid in eerlijkheid, dat is wat Koen De Preter intrigeert. Zijn dansvoorstellingen gaan niet over het nastreven van virtuositeit of perfectie, maar over het zoeken naar natuurlijke bewegingen die dicht bij de dansers liggen, om zo ook de persoon achter de danser te kunnen laten zien. Het is een credo dat niet alleen in To Belong centraal staat, maar De Preters gehele werk kenmerkt. Het doet denken aan art brut, hoewel zijn esthetiek er niet mee te vereenzelvigen is. Ook De Preter beoogt geen volmaaktheid of ‘goede smaak’, maar doet dit zonder de conventies van de hedendaagse dans volledig te negeren of af te wijzen. Het is een zoektocht naar verscheidenheid en menselijkheid. Dit resulteert in een andere blik op schoonheid, waarbij het ruwe, oprechte en spontane primeert.
Ik wil beginnen met een bekentenis die vele ogen zullen doen rollen. De eerste keer dat ik de naam ‘Deleuze’ hoorde vallen in mijn studentenjaren moest ik steevast denken aan Olivier Deleuze: voormalig Brussels Ecolo-boegbeeld getooid met een snor waarmee je in een paar strijken een muur wit kon schilderen. Niet veel later kwam ik er achter dat de man een naamgenoot in Frankrijk had rondlopen die is uitgegroeid tot één van de belangrijkste en meest geciteerde filosofen van de tweede helft van de twintigste en eenentwintigste eeuw. Vanaf dat moment zag ik niet langer de imposante snor opdoemen telkens de naam ‘Deleuze’ viel. Gilles Deleuze schreef een indrukwekkend oeuvre dat een unieke blik werpt op de fundamentele problemen uit zijn en onze tijd en wist hiermee ontelbare, kunstenaars en hedendaagse denkers te begeesteren.