#168
15.05.2022
—
14.09.2022
download pdf
bekijk op issuu
Het Antwerps Kunstenoverleg startte in de aanloop naar de ‘Moeder aller verkiezingen’ een campagne onder de naam ‘Mijn dagelijkse portie kunst’. Dit boek is een aanvulling op de debatten die destijds werden georganiseerd.
Vorig seizoen raakte bekend dat Frie Leysen, hoewel ze door de Wiener Festwochen was aangeworven voor drie edities, na afloop van de eerste editie haar functie zou neerleggen. Na haar vertrek schreef ze een open brief waarin ze de visie en de structuur van grote, gevestigde festivals als de Wiener Festwochen in vraag stelt. Thomas Bellinck, die op uitnodiging van Frie Leysen zijn Domo de Eŭropa Historio en Ekzilo in Wenen presenteerde, zocht haar op voor een lang gesprek.
Schrijven over muziektheater als Rumble in da Jungle van het multi-etnische SINCOLLECTIEF blijkt niet vanzelfsprekend. Nog voor de eerste letter op papier staat, krijg ik al een paar goedbedoelde, zij het opmerkelijke tips. Zo drukt iemand me op het hart de problemen niet uit de weg te gaan en niet politiek correct te zijn. Iemand anders bezweert me dan weer dat dit soort initiatieven te kostbaar zijn om aan te vallen.
Het wordt steeds makkelijker om grenzen over te steken, zowel geografisch als cultureel. In de grote steden besmetten verschillende culturen, tradities en fantasieën elkaar en zorgt deze clash voortdurend voor nieuwe hypes, trends en zelfbeelden. De hybride en flexibele omgang met identiteit in de urban culture is een inspiratiebron voor choreografen als Ula Sickle, Trajal Harrell, Cecilia Bengolea en François Chaignaud.
Ik kreeg van Etcetera de vraag om een tekst te schrijven over scenografie, maar een scenograaf begint pas nadat er een concrete vraag is gesteld. Het huis dat de architect voor zichzelf bouwt laat zich namelijk heel anders lezen dan zijn gebouwen in opdracht. Iemand die een vraag stelt heeft een bepaald verlangen en dat verlangen geeft vorm aan het antwoord en de scenografie. Heb jij zin om mij vragen te stellen? We zouden elkaar elke morgen kunnen ontmoeten tot we denken dat de tekst klaar is
Regisseur Fabrice Murgia kreeg in augustus op de Biënnale van Venetië de Zilveren Leeuw voor zijn bijdrage tot een originele en vernieuwende theatertaal. Enkele weken eerder, in juli, ging op het festival van Avignon zijn voorstelling Notre peur de n’être in première, een eer die hij het voorbije decennium als Franstalige Belg alleen moet delen met Jacques Delcuvellerie. Opvallend veel aandacht en waardering voor een 31-jarige theatermaker. Niet onterecht, want met het werk van Murgia is het theater in Franstalig België zich radicaal aan het verjongen en vernieuwen.
In Portugal krijgen podiumkunstenaars voortdurend te maken met allerlei obstakels die voortvloeien uit de recente economische crisis, maar bovenal met de onverschilligheid van de politieke macht tegenover de kunsten, nu en in de voorbije decennia. Toch wordt er veel geproduceerd, en de diversiteit van het Portugese podiumkunstenlandschap is verbazend.
In mei opende Het Bos met een ‘dertigdagendurend’ festival. Het Antwerpse jeugdcultuurcentrum annex multidisciplinaire kunstenwerkplaats is de directe erfgenaam van Scheld’apen, dat in 1998 ontstond toen een groepje jonge kunstenaars de deur forceerde van een verlaten pand net buiten de stad aan de oever van de Schelde.
De wederopbouw van het Westen, Olga, Krenz, Bazel, Hannah en Martin, Vermogen, Desperado. En later dit jaar verschijnt ook The Marx Sisters, wanneer de gelijknamige voorstelling van de Koe en STAN in première gaat. ‘Dat is wel wonderlijk aan dat schrijven, dat ik dan dat stapeltje zie liggen. Het doet me wel wat’, zegt Willem de Wolf als hij aan tafel schuift.
Theatermaker Freek Vielen sprak zijn State of the Youth uit op 4 september tijdens de opening van Het Theaterfestival in deSingel in Antwerpen.
Ann Olaerts hield op 4 september een toespraak over ‘de staat van het land’ op Het Theaterfestival in deSingel in Antwerpen.
It is becoming increasingly easy to cross borders, both geographically and culturally. In the big cities various cultures, traditions and fantasies are contaminating each other with the resulting clash continuously creating new hypes, trends and self-images. This hybrid and flexible approach to identity in urban culture has inspired choreographers such as Ula Sickle, Trajal Harrell, Cecilia Bengolea and François Chaignaud.
The recent budget cuts that the Flemish culture sector is facing have been sold as an inevitable consequence of the financial crisis. However, the actual political climate is a far more decisive factor. Something similar happened in Portugal, and look how unpaid has become the new black for artists there.
Opening Speech for the National Dutch Theatre Festival by Thomas Oberender on September 4th.Some years ago, I was a dramaturg at the Schauspielhaus Bochum and later in Zurich, the German production system made me feel increasingly uneasy. I felt that its terminology, which I had grown up with and was using as a matter of habit, didn’t seem to grasp what was suddenly emerging in the late 1990s and the fresh first decade of the new millennium. I started speaking of a “Theatre of the Day” and a “Theatre of the Night”.
December Dance Platform brengt elk jaar korte werken van een aantal aanstormende Aziatische dansers. Dat intrigeert om twee redenen. Eén: Je kan er nieuwe choreografen ontdekken, een gegeerd genoegen voor een nieuwsgierig publiek. Twee: dans uit Azië confronteert met een andere wereld. Frie Leysen wees naar het belang ervan met haar notie van ‘perspectiefwissel’: in de podiumkunsten wordt een ander (wereld)beeld aangereikt – een gegeven dat je meer (emotioneel) aanvoelt dan wel (rationeel) begrijpt.
De tragische materie staat als een huis, nog steeds goed voor diepgaande reflectie over schuld en vergeving, over menselijke zwakheid, over bloed dat kruipt waar het niet gaan kan. Clichés zo hoog als een huis, maar Van den Berghe trekt ze binnen het DNA van de tragedie naar zich toe en legt zelfbewust haar eigen accenten. Ze doet dat met straffe beelden die geloofwaardig de grote scène vullen; daarbovenop morrelt ze via de muziek aan de klassieke dramaturgie – alvast een pak gedurfder dan wat veel van haar collega-grotezaalregisseurs doen.
Met een mobiel, op maat ontworpen huis trokken Marleen Scholten (Wunderbaum) en Lizzy Timmers (de Veenfabriek) de wereld tegemoet, de deuren wijd open, op zoek naar tegelijk alles en niets in het bijzonder. Dit mobiele huis vormde tegelijk uitgangspunt en materiaal voor de muzikanten, performers en beeldend kunstenaars die het onder hun curatorschap mochten bevolken. In de voorstelling die er verslag van uitbrengt, vertolken Marleen Scholten en Lizzy Timmers zelf de creaties die er uit voortgevloeid zijn. Het resultaat omschrijven zij zelf als een ‘eclectische open source performance’ die de ontmoeting van het huis met de wereld verhaalt in tekst, beeld en geluid.
Ouderdom komt met gebreken, zegt men. We denken er liever niet over na. De aftakeling, het verlies van controle en de mogelijkheid van het vergeten jagen ons angst aan. Ondanks de vergrijzende maatschappij lijkt de wereld één groot uithangbord voor de queeste naar een eeuwige jeugd. En worden bejaarden verborgen in tehuizen, zoveel mogelijk onzichtbaar voor de buitenwereld. Oud zijn is taboe. Maar toch worden we, onvermijdelijk, allemaal ouder.
Al bij het binnenkomen jaagt een loeiharde soundscape door de zaal: een pulserend, industrieel geluid met vage Afrikaanse trommelklanken. In de schemerige blackbox liggen zes dansers opgerold en half begraven in een zandvlakte binnen een groot vierkant kader. Zij laten zich niet opjagen door het hoge tempo van de muziek. Uiterst langzaam, in een trage voortgang tussen geboorte en dood, komen ze één voor één op gang in een uitgesponnen diagonale oversteek waarbij ze over en door elkaar heen rollen, tot ze een groep vormen in een verre hoek. Daar beginnen ze aan een uitputtingsslag: een eindeloos lange rondgang door het mulle zand waarbij één drager de ander meetorst in zijn nek, op zijn rug, hangend over zijn buik. Ze geven niet op.
Hof van Eede brengt een Werther-effect revisited met Het Weiss-effect.
Het voorbije Vlaamse theaterseizoen bracht twee samenwerkingen voort tussen de wereld van het circus en die van het theater: Ensor van Circus Ronaldo en Compagnie Cecilia, en cirQ Batavaria van cirQ vzw en Circus Bavaria. Beide producties voeren op het eerste zicht een romantiserende afbeelding van het circus ten tonele. In dat plaatje lijken de betrokken circusartiesten getypecast in hun rol van onbezoedelde dragers van een authentieke volledigheid die wij zijn verloren, respectievelijk in ‘de stress van alledag’ (cirQ) en ‘de obsessie met betekenis van het theater’ (Compagnie Cecilia).
Onlangs vroeg De Groene Amsterdammer zich in een dubbeldik zomernummer af waar de rage van de ‘selfie’ vandaan kwam. Is de drang om je onophoudelijk te etaleren op het web een symptoom van het dolgedraaide narcisme dat Christopher Lasch al in 1979 in The Culture of Narcissism aankloeg? Ontlenen we een groter gevoel van zelfwaarde aan de wetenschap dat anderen ons bekijken? Zijn we dan meer onszelf? Of foppen we vooral onszelf?
Na de roes van het woord volgt de roes van de lach. In It’s going to get worse and worse and worse, my friend (2012) fileerden Lisbeth Gruwez en Maarten Van Cauwenberghe op meesterlijke wijze de speech van een ultraconservatieve Amerikaanse televisiepredikant. De stortvloed aan woorden deed er niet zoveel toe, het was het lichaam dat sprak. Ook in AH|HA vertrekt Gruwez van de extase. Die werkt als een motor: eens in gang valt hij nog moeilijk te stoppen.
Zelden zoveel frustratie gevoeld als na afloop van De dag dat de papegaai zelf iets wilde zeggen van de Nederlandse theatermaker Jetse Batelaan, sinds maart 2013 artistiek leider van Theater Artemis. Veel jeugdtheater – in Nederland tegenwoordig nog meer dan in Vlaanderen – is zo hapklaar dat een beetje ervaren kijker na tien minuten de dramaturgie doorziet. Niet zo De papegaai. Na de voorstelling was ik kwaad en opgewonden: waartoe leidde dit, wat was dit voor iets, waar kon ik het plaatsen? Ik kreeg geen vat op wat ik had gezien.
Op vraag van CAMPO regisseerde Philippe Quesne Next Day,gespeeld door dertien Gentse kinderen van acht tot elf jaar oud. Oppervlakkig gezien biedt dit werk een romantisch beeld van de kindertijd. De inzet is echter hoger: het gaat om een andere representatie van hoe kinderen zijn en denken, en finaal ook om een andere vorm van theater.
Het hoeft niet te verbazen dat figurentheater FroeFroe aan de slag gaat met een klassieker als Faust. Goethes vroeg 19de-eeuwse Faust is met z’n toverijen, ontploffingen en vliegende heksen technisch gezien een grote uitdaging voor ‘gewoon’ theater. Het figurentheater weet daar wel raad mee. Een andere reden om Faust tot leven te brengen met poppen is dat Goethe de figuur van Faust zou hebben leren kennen in zijn kinderjaren, toen rondtrekkende poppenkasten Faust-versies speelden.
Hoe hou je een publiek bij de les tegen een uitgestrekte einder van strand en zee, terwijl voortjagende wolken en vierende vakantiegangers ongewild de show stelen? Voor de vierde keer daagde Dansand! een zomerweekend lang dansmakers, performers en toeschouwers uit voor een krachtmeting met de belgitude van de kuststad Oostende.
Om meteen een open deur in te trappen: de grote zaal heeft zo zijn wetmatigheden en zijn valkuilen. Eén moeilijk te negeren wetmatigheid is de ruimte: het grote plateau vraagt om grote gebaren en dat heeft zijn weerslag op spel, licht, scenografie. Een regisseur die de toneelmachinerie van een schouwburg ten volle uit wil spelen krijgt te maken met een ploeg techniekers, lichtontwerpers, decor- en kostuumontwerpers. Die moeten op tijd aangestuurd worden: een decoratelier is geen afhaalchinees. De grotezaalregisseur moet planmatig te werk gaan en op tijd een concept hebben, zodat de machine kan draaien.