#168
15.05.2022
—
14.09.2022
bekijk op issuu
Tijdens de opening van het Theaterfestival op 23 augustus in deSingel in Antwerpen sprak Stef Lernous de State of the Union uit. Hij stak zijn middelvinger op naar de kunsthater. Hij sprak verwijtend over de in slaap gedommelde kunstenaar die bang en mak is en te zeer gericht op overleven. Maar bovenal hield hij een gloedvol pleidooi voor kunst die buiten de lijntjes kleurt. ‘We moeten niet regulariseren/ zo zei hij, ‘maar destabiliseren.’ Hier volgt de volledige tekst van zijn toespraak.
Eind april ging in München van Meg Stuart de nieuwe productie Built to Last in première. Het stuk is de eerste coproductie van haar in Brussel gebaseerde dansgezelschap Damaged Goods met de Münchner Kammerspiele, die sinds 2010-2011 wordt geleid door Johan Simons. Ook voor het eerst werkt Meg Stuart met bestaande, klassieke muziek, en meteen muziek-dramaturg, Alain Franco. Begin oktober is de voorstelling in het Kaaitheater te zien. Jeroen Versteele, dramaturg bij de Kammerspiele, beschrijft enkele indrukken bij het ontstaansproces.
Bart Meuleman werkt aan een boek met als werktitel Modernisme in Turnhout. Volgens de Toneelhuis-publicatie Toneelg(e)ruis – waarin al twee fragmenten verschenen – heeft het een eenvoudig onderwerp: ‘hoe geraak je stilaan los van de plek waar je geboren wordt en opgroeif. In de fragmenten in Toneelg(e)ruis kwam de kindertijd ter sprake. In onderstaande tekst is Meuleman iets ouder. Hij is in Brussel aanbeland, waar hij studeert. Vaak blijft hij tot de middag in bed liggen. Niet om te slapen. ‘Ik lig wakker,’ zo schrijft hij, ‘naarde radio te luisteren. Vooral op vrijdagochtend. Dan wil ik de Stem horen.’
Jeroen Vander Ven speelt, Thomas Bellinck regisseert. Met zijn tweeën vormen ze Steigeisen. Vier producties maakten ze tot nu toe. Opvallend: alle vier spelen ze in de context van dreiging, terreur en vernietiging. In Fobbit is dat een oorlog, in Billy, Sally, Jerry and the .38 Gun is het een aanslag, in Lethal Inc. massamoord, en in De Onkreukelbare is het een revolutie. Evelyne Coussens had een gesprek met de helft van het gezelschap: Thomas Bellinck. ‘Het is eenvoudig,’ zegt hij. ‘We leven in deze tijd, we worden gedreven door een verwondering of een woede over wat we rondom ons zien, en we willen daarover vertellen met de middelen die we hier en nu ter beschikking hebben.’
Op het Berlijnse festival ‘Tanz im August’werd Anne Teresa De Keersmaeker door het tijdschrift ‘Tanz’ onlangs uitgeroepen tot ‘danseres van het jaar’. Ook Rudi Laermans was het niet ontgaan dat één van de meest vooraanstaande choreografes ter wereld -getuige haar groepstukken voor Rosas-ook een heel bijzondere soloperformer is. De Keersmaekers drie recente solostukken Once, Keeping Still en 3Abschied noemt hij ‘sterkgeconstrueerde experimenten in intieme communicatie’. Metals centrale vraagstelling: ‘Hoe kan je op een podium iets over jezelf als artieste zeggen wanneerje een geconsacreerde Naam bent, zonder daarbij terug te vallen op de valse directheid van het massamediatieke sentimentalisme?’
In het Psychotherapeutisch Centrum ‘De Knoop’ in Gent werd begin augustus Marnix Devynck (foto), de eerste professionele traumaturg van het Vlaamse kunstenlandschap, aan de pers voorgesteld. Devyncks benoeming is het resultaat van een gemeenschappelijk proefproject rond curatieve traumaturgie van minister van Welzijn, Gezondheid en Gezin Jo Vandeurzen en minister van Cultuur Joke Schauvliege. Het initiatief maakt deel uit van het Vlaams regeerakkoord en is nu ook goedgekeurd als gratis bijlage bij het Kunstendecreet.
Recent verschenen twee bijzondere boeken die een licht werpen op het ontstaansproces en de structuur van enkele markante voorstellingen. Anne Teresa De Keersmaeker bracht in gesprek met Bojana Cvejic op meticuleuze wijze haar vroege stukken Fase, Rosas danst Rosas, Elena’s Aria en Bartók in kaart. Marianne Van Kerkhoven en Anoek Nuyens reconstrueerden in Listen To the Bloody Machine het volledige creatieproces van End van Kris Verdonck. Jeroen Peeters legt de twee boeken naast elkaar.
Václav Havel was toneelschrijver, dissident – vijfjaar van zijn leven bracht hij in de gevangenis door – en politicus. Hij was de laatste president van Tsjecho-Slovakije en de eerste van Tsjechië. Hoe zal hij herinnerd worden? Zelfheeft Havel zich ooit grappend laten ontvallen: ‘Vroeg of laat word ik natuurlijk vergeten. Maar gelukkig is er nog altijd die foto waarop ik met Arnold Schwarzenegger sta.’ Marc Holthof blikt terug op leven en werk van een icoon uit de tijd van het gedeelde Europa.
Aan de hand van een stel postkaarten en de boeken opzijn werktafel verkent Jeroen Peeters de wereld van Black, een voorstelling van de Noorse performer en choreografe Mette Edvardsen. ‘Weer kijk ik uit het raam, en hoewel het glas vuil is, zie ik daar iets. Niets in de tekst, iets daarbuiten. Dit voelt niet juist. Ik zit vast. Een raam in een tekst is geen raam in de wereld is geen raam in het theater.’
Op het voorbije Kunstenfestivaldesarts ging de nieuwe productie 33 tours et quelques secondes van het Libanese kunstenaarsduo Rabih Mroué en Lina Saneh in première, in die voorstelling wordt zonder acteurs, enkel en alleen aan de hand van uiteenlopende media, het verhaal verteld van een (fictieve?) jonge Libanese activist die zelfmoord heeft gepleegd. ‘Mroué analyseert documenten,’ zo schrijft Erwin Jans, ‘door ze voor een deel te fictionaliseren, te decontextualiseren en te hercontextualiseren. Dat zijn vervreemdingsstrategieën die hij hanteert om de nodige reflectieve afstand te creëren. Die afstand heeft alles te maken met het (onmogelijke) onderwerp van Mroués werk: oorlog, terreur en catastrofe in de concrete context van de Libanese burgeroorlog en de Syrische en Israëlische bezettingen van Libanon.’
Ralph Bollmann nam twaalf jaar de tijd om alleeenentachtig (81!) operahuizen in Duitsland te bezoeken. Achteraf schreef hij er een boek over, Walküre in Detmold. Hoeveel operahuizen kan een land verdragen? De publicatie van een ander boek, Der Kulturinfarkt van Dieter Haselbach, Armin Klein, Pius Knüsel en Stephan Opitz, lokte dit jaar hevige controversen uit. De stelling van de auteurs: er is in het Duitse theaterlandschap teveel van hetzelfde. Eric de Kuyper las beide boeken en formuleert er zijn hoogstpersoonlijke bedenkingen bij.
Er waren eens, midden de jaren zeventig van vorige eeuw, een aantal jonge Belgische kunstenaars die goed op de hoogte waren van wat er in het buitenland gebeurde op het vlak van avant-garde. Ze lieten zich inspireren door kunstenaars als Yves Klein joseph Beuys, James Lee Byars, de Wiener Aktionisten, Fluxus, Gordon Matta-Clark, Ulay en Marina Abramovic, Reindeer Werk. Net zoals hun voorbeelden beoefenden ze hun eigen versie van een nieuw genre: performance. Het waren fysieke optredens, vaak van korte duur, verwant aan wat eerder ‘acties’ (bij Beuys) of‘happenings’ (bij Allan Kaprow) heetten.
Op het Kunstenfestivaldesarts afgelopen mei zag een samenwerking van theatermaker Pieter De Buysser en beeldend kunstenaar Hans Op de Beeck het licht. ‘Book Burning’, zo schrijft Wouter Hillaert, ‘is een productie vol paradoxen, en maakt net daar haar punt van. Het is een ideeënstuk dat er geen wil zijn.’
Wie tijdens de jongste editie van het Holland Festival Refuse the Hour bezocht van de gereputeerde kunstenaar William Kentridge, en geheel in lijn met die reputatie een politiek geëngageerde voorstelling verwachtte, kwam waarschijnlijk enigszins verward naar buiten. Hoezo, politiek?
Een man krijgt de vraag van zijn wanhopige ex-vriendin Cato om haar weggelopen, aan drugs verslaafde zoon te helpen opsporen. Jimmy zou zich ergens in ‘het reservaat’ bevinden, heeft ze van horen zeggen. Dat is de onofficiële naam voor de troosteloze sociale woonwijk waar de man zelf zijn jeugd heeft gesleten, als straatboefje tussen de straatboefjes, en die hij dertig jaar geleden de rug heeft toegekeerd. Zijn queeste voert hem langs woontorens, straathoeken, bars en andere vertrouwde plekken die tal van herinneringen oproepen. Wat is er in al die tijd veranderd?
Laatst sprak Sarah Vanagt over haar werk tijdens een masterclass ‘expanded documentary’ aan het kask in Gent. De term ‘expanded documentary’ is schatplichtig aan de Amerikaanse auteur Gene Youngblood. Die publiceerde in 1970 een boek met de titel Expanded Cinema. Het werd een standaardwerk: het eerste boek over wat we vandaag de mediakunsten noemen. De mediakunsten rekken het klassieke filmformaat door te werken in de ruimte, maar ook door eenvoudigweg te werken op duur of narratieve structuur. Niets moet, alles kan. Hetzelfde geldt voor de ‘expanded documentary’. Ze functioneren evengoed met volledig opgenomen beeld en geluid als metlive interventies. Ze zijn volledig lineair of deels interactief. Ze zijn te zien in het museum, in de filmzaal, op de dansvloer of op het internet.