#158
15.09.2019
—
14.12.2019
download pdf
Wat is jeugdtheater? Wat hoort thuis in een ‘Lexicon van het jeugdtheater in Vlaanderen anno 2007′? Een eensluidend antwoord bestaat niet. De antwoorden in dit artikel (dit lexicon) zijn antwoorden die wortelen in het onderzoek van de auteur naar een kindbeeld op de jeugdtheaterplanken. En zoals een onderzoek het kind is van de onderzoeker, zo is ook dit lexicon het kind van de auteur.
Ergens in het theaterlandschap, in een verre hoek van het koninkrijk, ligt een gebied waar de meeste recensenten en theoretici met een grote boog omheen lopen. Er wordt niet alleen kunst geproduceerd, maar ook nog eens met goede bedoelingen. Er wordt niet alleen over artistieke praktijken gepraat, maar ook over verantwoordelijk- heid en educatie. Maar er is vast nog wel een constante, dacht de hoopvolle recensent, verhalen! Die zijn toch van alle tijden! Daar kan het Kinder- en Jeugdtheater toch niet omheen! Wat zijn de sprookjes van vandaag, wat is het ultieme verhaal dat nu verteld moet worden? Voor wie en waarom?
Hoe kijken we vandaag naar kinderen? In de evangelische traditie van het duiveltje uit het doosje? In de romantische overtuiging van hun pure onschuld? Of dragen we Koning Kind op handen, als de mondige voortrekker van de publieksdemocratie? Volgens Bruno Vanobbergen is er misschien nog een andere mogelijkheid: die van de vervreemding. Met Marina Abramovic pleit hij voor provocatie en transformatie in plaats van de lokroep van het Entertainment. Maar wie is dan nog het kind in de zaal?
Sommige dingen gebeuren omdat we willen dat ze gebeuren, andere niet. Vallen is bijvoorbeeld niet iets waarvan je wilt dat het gebeurt, maar iemand ontmoeten en ervoor vallen wel. Je kunt vallen wanneer je wilt of niet wilt, maar het vallen is altijd hetzelfde, het gebeurt altijd. En altijd gebeuren geeft een veilig gevoel.
Een dwarsdoorsnede doorheen het werk van het collectief Deep Blue, aan de hand van de installatie box with holes, en de voorstellingen terminal, closer, en some notes are. Rudi Laermans analyseert de notie van ‘gemeenschappelijkheid’ in het werk van de choreografen Heine Avdal en Yukiko Shinozaki, en geluidskunstenaar Christoph De Boeck, en exploreert de draagkracht van hun ‘genetwerkte’ performances.
Elke theatergeschiedenis is een complex kluwen van canoniseringen selectiemechanismen. Bepaalde theatervormen of -tradities groeien binnen een geschiedenis uit tot belangrijke, structurerende elementen en vooral tot ijkpunten. Andere vormen worden haast ongemerkt uit de geschiedenisboeken gelicht.
Grace Ellen Barkey (Needcompany) creërde in 2005 de voorstelling Chunking. Ze loopt nu nog op verschillende plekken in België en Europa. In een collage van theater, dans, performance en beeldende kunsten volgen beelden elkaar op. Vijf dansers, schijnbaar zonder verhaal, maar met een soort wederkerende patronen en obsessies – weergave van ons onderbewustzijn.
Buitengekomen uit Zwijnen! van Bronks, bots je op een aantal spelletjes. Het lijkt de klassieke kunsteducatieve Vlaamse kermis, maar bij nader inzien gaat het om de epiloog van de voorstelling. ‘Maak evenveel mannetjes af als je ogen gooit’, luidt het order bij een dobbelbakje met twee legers staande soldaatjes. Oorlog wordt een kinderspel, jeugdtheater dé manier om zijn mechanismen uit te klaren. Of hoe een afdeling die vaak doorgaat voor een vereenvoudiging van ‘het grote theater’, hier een extra wapen vindt.
Het past in de traditie van theaterhuis Victoria om kunstenaars opdrachten te geven die buiten hun parcours vallen en buiten de evidente kaders van de podiumkunsten. Na Übung in 2001, waarbij Josse De Pauw gevraagd werd een stuk te maken met kinderen voor volwassenen, is het nu de beurt aan Tim Etchells. Via audities werden zeventien kinderen tussen zeven en dertien jaar gekozen. Een project met een erg ambitieus idee van waar jonge mensen toe in staat zijn. De jonge mensen worden dan ook hoger ingeschat dan wat doorgaans het geval is, soms voorbij de grenzen van hun vermogen tot zelfkennis.
Ik heb me ooit voorgenomen te schrijven over iedere dans- of theatervoorstelling die me raakt, en me enigszins verzoent met het tragische lot de kern van het bestaan niet op een intuïtieve, sensitieve manier te kunnen benaderen, omdat een quasi onbewust begrijpen gepaard moet gaan met een nog groter gevoel van onbegrip. Dit schrijven (en niet een videoregistratie of fotoreportage) zou wellicht de enige mogelijke dam kunnen zijn tegen de infame vergetelheid van deze efemere vorm van kunst.