#162
01.12.2020
—
14.03.2021
download pdf
Vrijwel op hetzelfde moment spelen vijf erg verschillende gezelschappen vijf erg verschillende stukken van Shakespeare. Dat moet toch een overzicht geven van mogelijkheden, manieren waarop vandaag omgesprongen wordt met de belangrijkste Europese theatertraditie. Nevenstaande artikels gaan in op de opvoeringen van Ro Theater (De Koopman van Venetië), Malpertuis (Richard III), Globe (Pericles), KNS (De Storm) en De Witte Kraai (Romeo en Juliet). Johan Callens trekt lijnen en plaatst in een ruimer kader.
Voor het ad hoc-gezelschap De Sluipende Armoede (Gent) regisseerde Mark Vankerkhove, na Jungle, De Voetwassing. Een verrassing! Theo Van Rompay sprak met hem.
En nu is er dus dat tijdschrift… Bij uitstapjes naar het buitenland krijg ik vaak het verzoek even een oordeel te geven over het theater in dit, mijn land. Waarover dan zwijgen, waarover wat zeggen? De partijpolitieke intriges? De sektegeest? De bloedeloosheid van nooit volkomen slagen en zelden helemaal mislukken? Het gebrek aan verantwoording van het vak, van een houding tegenover het theater in deze tijden? Of ontroerd doen over enkelingen die het allemaal achter zich laten, die ongebaande paden inslaan, die uitdagen en tarten, met of ook zonder perspectief? Is het isolement gezonder dan de structuur? Is slopen beter dan bouwen? Is nadenken zonder tot daden te komen beter dan doen wat eigenlijk niet mag? Is schrijven over theater, toch de opdracht van een tijdschrift, reeds per se een meer constructieve inspanning dan het sudderen in de veilige carrière? Er moet enige reden bestaan waarom een tijdschrift over theater in Vlaanderen thans noodzakelijk is. Omdat er geen is en er nu een komt? Dat volstaat me niet. Ik kan een waslijst opdreunen van pogingen in het verleden om als theaterperiodiek enige begeleiding van het actieve theater vorm te geven. Ze gingen alle aan hun dorps- of clangeest ten onder. Doorgaans terecht, een enkele keer met bittere spijt. Dat wil ik liever voorkomen. Dan is het wellicht niet overbodig nu reeds een cirkel te tekenen waarbinnen een taakstelling zinvol kan worden.
Johan Thielemans bespreekt de voorstelling en had een interview met regisseur Karl-Ernst Herrmann.
ITI staat voor Internationaal Theater Instituut, een Unesco-organisme dat nauwelijks bekend is bij het publiek. Waarom vroeg Jef De Roeck aan Alfons Van Impe, medevoorzitter van de Belgische afdeling.
Op 17 december 1982 speelde Het Trojaanse Paard in Brussel de première van Torquato Tasso van J.W. von Goethe, in een vertaling, bewerking en regie van Jan Decorte. De voorstelling wordt besproken in Etcetera 2; in dit nummer de integrale tekst van deze eenmalige bewerking. Het copyright van deze vertaling/bewerking berust bij Jan Decorte, Koningsstraat 227, B-1030 Brussel.
De Duitse recensente Renate Klett volgde in 1978 voor Die Zeit de repetities van Kontakthof. Een repetitieverslag, over het wonderlijke, raadselachtige en erg succesrijke Wuppertaler Tanztheater van Pina Bausch.
De nieuwe strekkingen in de dans komen de jongste jaren behoorlijk aan bod in België. Tal van buitenlandse groepen worden uitgenodigd door bij de tijdse theatercentra en boeken groot succes. Is er zoiets als een Belgisch antwoord op deze dansante uitdaging uit het buitenland?
Met Fase, four movements on the music of Steve Reich hebben Anne Teresa De Keersmaeker en Michele Anne De Mey voor een eerste Belgisch hoogtepunt gezorgd in de jonge ‘moderne dans’-beweging. Het verbazend hoog aantal toeschouwers in alle grote en kleine steden van het land was er een gevolg van.
Amy Gale, Ton Lutgerink en Gerrit Timmers waren in België, op uitnodiging van het Vlaams Theatercircuit. Ze toerden met Midnight Mail, een voorstelling over dans en nog wat. Gale, Lutgerink en Timmers staan hier te lande onbekend vanwege de eerder vertoonde en in selecte kring fel toegejuichte produkties A Circular Play, Let’s Start a Magazine en The Tragic Tale of the Dog who Killed Himself.
Het gebeurt maar zelden in het Vlaamse theater dat een dramaturg en een regisseur samen een nieuw stuk maken. Dramaturg Frans Redant en acteurregisseur Walter Moeremans, beiden verbonden aan het Nederlands Toneel Gent (NTG), zijn de auteurs van het grote sociale Fresco Priester Daens. Op 26 en 27 november 1982 ging bij het NTG hun twee-avondenvullende Belgische Cirque Belge in première: een poging om de recente vaderlandse geschiedenis (De Nieuwe Orde) op de scène te behandelen. Figurant Pat Van Beirs hield een dagboek bij van de repetities.
Misschien wordt deze bijdrage aan Etcetera ook wel mijn laatste. Tot mijn eigen verbazing constateer ik dat het precies een jaar geleden is dat ik naar een toneelvoorstelling ben geweest. Ik word me daarvan bewust enkel omdat men mij gevraagd heeft iets over theater te schrijven: wie weet wanneer ik me er anders bewust van geworden zou zijn?
“Ook al doet de toneelcriticus vaak niet meer dan het in eigen woorden navertellen wat de dramaturg hem in het programmaboekje heeft voorgekauwd, zodat het lijkt of je een natte uilebal tegen je gezicht gespuugd krijgt, …” (Gerrit Komrij, “De brandende kwestie toespraak d.d. 21.9.1982, gehouden voor de Stichting Literaire Aktiviteiten Amsterdam, gepubliceerd in Vrij Nederland dd. 2.10.1982).
Er zijn tenminste twee stukken van Shakespeare die de hedendaagse schouwburgbezoeker ongemakkelijk maken: De Getemde Feeks en De Koopman van Venetië. Het eerste stuk prijst gedachtenloos het onvoorwaardelijk gezag van de man over de vrouw aan, en het anti-semitisme is al even onkritisch de motor van het tweede.
In het verlengde van Hamlet bewerkte en regisseerde Jo Gevers Richard III van Shakespeare in theater Malpertuis Tielt.
Pericles is een heel raar stuk. Een apart stuk: in de meeste verzamelbundels staat het helemaal achteraan. In de ‘First Folio’ (Shakespeares verzameld werk) is het niet te vinden. Er is iets met dat stuk: met de datum (wanneer schreef Shakespeare het, als puber of als oude man?), met de auteur (en is het wel van Shakespeare, of heeft hij het slechts hier en daar bewerkt, of zijn er meerdere auteurs?). Geen al te belangrijke vragen (in de middeleeuwen werd er niets ondertekend, was kunst openbaar bezit) als het maar een goed stuk is. Maar daarover is men het precies wel eens: het is niet zo mooi als Hamlet, niet zo boosaardig als Richard III, niet zo sprookjesachtig als Midzomernachtsdroom, en wat is vorst Pericles vergeleken bij King Lear.
Het ligt voor de hand dat een groep die zijn brood wil verdienen met toneel zonder subsidie te krijgen en uitdrukkelijk kiest voor volkstoneel bij Romeo and Juliet moet uitkomen: geen enkel ander toneelstuk van Shakespeare – of van gelijk wie trouwens – heeft zo’n populaire roep; het is een titel die volk trekt. Maar wie de geschiedenis van De Witte Kraai volgt weet dat Bogaerts het stuk zo zal trachten om te vormen dat de voorstelling precies zegt wat Bogaerts te vertellen heeft. Ook Romeo en Juliette moet een ironisch-afstandelijke knauw zijn naar de bestaande rituelen en dodelijk vervelende verhoudingen tussen mensen. Een dergelijke intentionaliteit is bij momenten te merken. Maar grosso modo valt Bogaerts achter een kritische voorstelling terug: deze produktie is grappig en niet veel meer.
“De meeste Shakespeare-commentatoren en -exegeten breken zich het hoofd over de vraag, wat Shakespeare nu eigenlijk bedoeld heeft met zijn Storm. De intrige is vrij schraal, zeker wanneer we het stuk vergelijken met de rest van zijn oeuvre. Vandaar dat men ijverig tussen de regels is gaan lezen, op zoek naar dubbele bodems en verborgen boodschappen. De Storm zou een allegorie zijn. Goed. Maar welke? …”
Het theater van Pina Bausch is ontzettend direct: raakt je, laat je vallen, sleurt je mee, beklemt/lucht op, is passioneel/afstandelijk. Een theater vol tegenstellingen dat diep in de schors van je gevoelens kerft. Het Tanztheater Wuppertal was in Brussel met Kontakthof een titel die al haar stukken zouden kunnen dragen.